Radio Corporation of America’s CDP1802 (1976)

De RCA (Radio Corporation of America) CDP1802 is een 40-pins, 8-bits CMS microprocessor die aan het begin van 1976 op de markt werd gebracht. Een microprocessor bevat alle functies van een processor (accumulator, programmateller, statusregister, stackpointer en arithmetic logic unit) in een enkele chipbehuizing. Bijzondere van deze microprocessor is de COSMAC architectuur, afwijkend van de meeste andere 8-bit microprocessoren van die tijd. Ook het gebruik in de vroege ruimtevaart is kenmerkend.

Het meeste ontwikkelwerk voorafgaande aan de CDP1802 microprocessor werd door Joseph Weisbecker uitgevoerd, die in 1976 ook een goedkope zelfbouw single board computer met een RCA CDP1802 in het maandblad Popular Electronics zou publiceren. Ook de latere COMX-35 homecomputer zou, als één van de weinige home computers werken met een CDP1802.

Door de CMOS basis van de microprocessor was het mogelijk om de kloksnelheid te variëren, tot 0 Hz als dat nodig was, een effectieve manier om het stroomverbruik tot bijna 0 terug te schroeven. Hierdoor, en het feit dat het productieproces de microprocessor resistent maakte tegen straling en temperatuurwisselingen, werd de CDP1802 als microprocessor in de vroege ruimtevaart toegepast, zoals in het Galileo ruimtevaartuig en de Hubble telescoop.

Memorabele toepassingen

  • DMSP (meteorologische, oceanografisch en aarde-zon metingen voor de Amerikaanse Department of Defense) (1973)
  • UoSAT-1 (ook UO-9 of UoSAT-OSCAR 9, communicatiesatelliet voor amateur radioverkeer) (1981)
  • UoSAT-2 (ook UO-11 of OSCAR-11, communicatiesatelliet voor amateur radioverkeer) (1984)
  • Viking
  • Voyager (3 1802’s)
  • Dynamics Explorer A & B
  • Galileo
  • Space Shuttle (TV systemen)
  • Chrysler (elektronische ontsteking in auto’s)
  • RCA en Radio Shack video games
  • Elf computers en ETI-660 computers (1976)

Externe links

Annabel Jankel’s Max Headroom (1985)

In een toekomst waarin televisies belangrijker zijn dan voedsel zijn waarderingscijfers het belangrijkste betaalmiddel van het land. Een nieuwe techniek die kijkers verhindert om van kanaal te wisselen blijkt schadelijk te zijn voor een groep al te zeer aan de buis gekluisterde televisieverslaafden. Het belangrijkste televisiestation maakt zich daar zorgen over: overleden televisiekijkers halen de kijkcijfers omlaag. Edison Carter, topverslaggever, wordt op weg gestuurd om meer informatie in te winnen. Na een motorongeluk wordt Edison’s geheugen door computergenie Bryce Lynch geupload naar een server, waardoor een computergegenereerde kunstmatige intelligentie ontstaat die met scherpe opmerkingen en een niet aflatende stroom kritische geluiden een boost geeft aan de kijkcijfers.

Max Headroom was in eerste instantie een televisiefilm, toen een veejay in The Max Headroom Show en daarna een futuristische televisieserie over een fictieve televisiereporter, Edison Carter, die in een samenleving waarin de overheid de ‘uit’ schakelaars op televisiesets heeft verbannen, probeert om in live televisieuitzendingen verslag te doen van verschillende duistere praktijken. Edison Carter wordt bijgestaan door computergenie Bryce Lynch en redactiespecialist Theora Jones. De kunstmatige intelligentie met de naam Max Headroom, die van de ene televisieset naar de andere ‘hopte’ en overal scherpe opmerkingen plaatste, was een belangrijk terugkerend element in de televisiefilm en later de televisieserie.

Film en serie werden geproduceerd met een minieme hoeveelheid middelen, hetgeen een soort Doctor Who-achtige special effects opleverde, die voldoende overtuigend waren maar aan alle kanten ‘karton’ en ‘plakband’ schreeuwden. In eerste instantie waren de achtergronden van Max Headroom ook nog van bordkarton, maar in de televisieserie werd gebruik gemaakt van een Commodore Amiga.

Max Headroom werd door The Art of Noise in het nummer Paranoimia geïntroduceerd.

Externe links

Aki Maita’s Tamagotchi (1996)

Met Tamagotchi kwamen ook de woorden ‘virtueel huisdier’ in het Nederlands taalgebruik. De toen 34-jarige Aki Maita ontwikkelde de Tamagochi, die in 1996 door Bandai op de markt werd gebracht. De Tamagotchi maakt gebruik van een op een 6502 gebaseerde microcontroller in een compacte behuizing met een zwart-wit matrixschermpje en een piezo-element als luidspreker. Het geheel werd langdurig met een paar knoopcellen gevoed. De software emuleerde de levenscyclus van een huisdier, van geboorte tot overlijden, waarin de gebruiker een belangrijke rol speelde bij de virtuele verzorging.

Het is redelijk gemakkelijk om voor een Tamagotchi te zorgen. Nadat de Tamagotchi is aangezet verschijnt er een klein ei op de display en na enige tijd komt dit uit. Het wezentje dat uit het ei komt wordt verzorgd met de drie knoppen op de voorkant van het apparaat. Zo wordt de Tamagotchi gevoed, ermee gespeeld, het licht aan en uit gedaan (Tamagotchi’s slapen het liefst in het donker), medicijnen gegeven als de Tamagotchi ziek is, de leefruimte opgeruimd, enzovoorts. De Tamagotchi kan de eigenaar oppiepen als hij iets nodig heeft. De Tamagotchi wordt ouder en groeit op. Tamagotchi’s hebben vier groeifasen: baby, kind, tiener en volwassene.  Tamagotchi zijn sterfelijk. Hun levensduur varieert van een paar dagen tot een paar weken, afhankelijk van de wijze waarop ze verzorgd worden.

De Tamagotchi was een enorme hit: meer dan 40 miljoen exemplaren gingen over de toonbank. De relatief lage prijs en de hoge ‘aaibaarheidsfactor’ hebben daar zeker een rol bij gespeeld.

Externe links

The Human League’s Dare (1981)

The Human League is voortgekomen uit de in 1977 opgerichte band The Future. Alleen zanger/liedjesschrijver Philip Oakley maakte deel uit van de originele bezetting, die na ruzie uit elkaar viel en ondermeer opging in de band Heaven 17. The Human League zat op hetzelfde label als Joy Division en Gang Of Four en gebruikten synthesizers voor een kil en indusytrieel gevoel. In 1980 haalde Oakley de tieners Susan Ann Sulley en Joanne Catherall bij de groep als achtergrondzangeressen. De band bestond uiteindelijk uit Philip Oakly zelf, Adrian Wright, keyboard speler Ian Burden, gitarist Jo Callis, zangeressen Joanne Catherall and Susan Ann Sulley en producent Martin Rushent toen The Human League met Don’t You Want Me een wereldhit scoorden. Het hitnummer Don’t You Want Me was meer middle-of-the-road, vrolijker bijna, maar het album Dare staat bol van de succesnummers. In historische termen is Dare één van de meest invloedrijke synthesizer pop albums aller tijden.

Ik werd geïntroduceerd in de voor mij toen nog onwerkelijk moderne geluiden van Dare tijdens een LP-luistersessie bij de plaatselijke muziekwinkel. Met een koptelefoon op vroeg je aan de verkoper wat er zoal nieuw op gebied van muziek was binnengekomen en een zwarte schijf werd uit een albumhoes gevist en op de 33 toeren platenspeler voor je afgespeeld. Ik wist niet wat ik hoorde en had flink wat tijd nodig om aan het geluid, de muziek, ieder nummer eigenlijk te wennen. Toch ging ik met de witte albumhoes naar huis en heb vele uren, dagen en uiteindelijk jaren met het album doorgebracht. Voor mij staat Dare met stip in de top 10 van beste albums binnen de ‘hard core synthesizer pop’, samen met From A to B, Upstairs at Eric’s, The Man Machine en Architecture & Morality.

Dat Dare op een eenzaam voetstuk staat wordt wat mij betreft bevestigd door het feit dat The Human League het succes van dit album hierna (of hiervoor) niet nogmaals heeft weten te evenaren.

Externe link

RepRap project (2005)

Hoewel het 3D printen in laagjes gesmolten plastic toen al een kleine 20 jaar bestond, kwam het fenomeen pas echt in de handen van hobbyisten met de introductie van het RepRap project in 2005. RepRap is een opensourceproject met als doel een goede en goedkope rapid prototyping-machine te maken. Deze 3D-printer moest in staat zijn om zo veel mogelijk onderdelen van zichzelf te kunnen nabouwen. De plastic onderdelen waar de printer grotendeels uit bestaat, worden dan ook door de RepRapprinters gemaakt.

De eerste generatie was genaamd “Darwin” en de tweede werd in oktober 2009 vrijgegeven onder de naam “Mendel”. Bekend is ook de door Prusa uitgebrachte Prusa Mendel. In 1981 publiceerde Hideo Kodama van het Nagoya Municipal Industrial Research Institute een verhandeling over een functioneel creatiesysteem dat gebruik maakt van polymeren (plastics), waarin een geprint model opgebouwd was in laagjes die elk overeenkwamen met een doorsnede van het model. Er zijn inmiddels verschillende plastics in gebruik. Nieuw in gebruik zijn biologisch afbreekbare plastics. Naast plastics zijn er experimenteel andere materialen zoals chocola en keramiek in gebruik. Er worden tevens RepRappers getest die tin printen, om zo printplaten te kunnen maken.

Het RepRap project stond aan de wieg van de meeste, zo niet alle ontwikkelingen die de huidige 3D printers mogelijk maken: microcontrollers en software, slicers, opbouw van de printers, verwarmde bouwplateau’s, en ook de eerste voor thuisgebruik bedoelde commercieel verkrijgbare 3D printer, de Nederlandse Ultimaker.

De software van RepRap printers bestaat over het algemeen uit twee delen: een lokale besturingscomputer, meestal op Arduino gebaseerd, die sensoren uitleest en de stappenmotoren en verwarmingen schakelt, en host software die de berekeningen voor het slicen (in laagjes snijden van een 3D model) uitvoert, en de verplaatsingen aan de lokale besturingscomputer doorgeeft.

Externe links

 

Motorola’s 68HC11 (1985)

De Motorola 68HC11 is een 8-bit microcontroller die in 1985 op de markt kwam. De 68HC11 is afgeleid van de Motorola 6800 microprocessor en wordt breed toegepast in de automobielindustrie, barcode lezers, mobiele robots en een groot scala van andere microcontroller-toepassingen.

De 68HC11 microcontroller was een tijdje het lievelingetje van Elektor, het internationale elektronicatijdschrift.

De 68HC11 staat centraal in het Rug Warrior project van Jones en Flynn.

Philips’ BC108 (1966)

De BC108 (en BC107 en BC109) zijn de eerste generatie generiek toepasbare NPN transistoren, ontwikkeld door Philips en Mullard en in 1966 voor het eerst op de markt gebracht. Transistoren zijn toepasbaar als traploos-variabele stroom- en spanningsversterkers, of als electronische schakelaars. In eerste instantie werden de transistoren in een TO18 behuizing geproduceerd, maar later werd door de opkomst van epoxy en andere kunststoffen ook de nu veel bekendere TO92 behuizing toegepast. De BC548 is een moderne variant van de BC108. De BC108 kan maximaal 100mA verwerken bij spanningen tot 80 volt. De maximale dissipatie was (en is, met de moderne varianten) 300mW.

Aldus PageMaker (1985)

PageMaker was het eerste desktoppublishing-programma, geïntroduceerd in 1985 door Aldus Corporation, eerst voor de Apple Macintosh en later ook voor PC’s die waren uitgerust met Microsoft Windows. Desktoppublishing betekende het vormgeven, ‘opmaken’ van pagina’s met tekst en afbeeldingen op een nauwkeurige wijze, met de beschikking over een groot scala aan professionele lettertypes, waarbij wat op het scherm getoond werd ook zo kon worden afgedrukt. Dit systeem noemde men in het algemeen ‘what-you-see-is-what-you-get’ ofwel wysiwyg. Desktoppublishing is vooral op de Macintosh opgekomen, omdat voor deze computer al vrij snel een hoge kwaliteit zwart-wit laserprinter beschikbaar kwam. De combinatie Apple Macintosh, Aldus Pagemaker en de Apple LaserWriter legde de mogelijkheid voor het publiceren van hoge kwaliteit drukwerk direct bij de eindgebruiker, iets wat voorheen voorbehouden was aan drukkerijen.

Aldus Corporation (genoemd naar de 15e-eeuwse Venetiaanse drukker Aldus Manutius) was een Amerikaans softwarebedrijf. De stichter en voorzitter van Aldus was Paul Brainerd, die het idee van een pagina-opmaakprogramma al lang voor 1984 gehad moet hebben, omdat PageMaker vlak na de introductie van de Apple Macintosh werd gepubliceerd.

Door het succes van desktoppublishing kwamen naast Aldus Pagemaker ook vele andere pakketten op de markt, waaronder QuarkXPress als bekendste. Deze programma’s gebruikten elk een geheel andere benadering voor het maken van een printklaar ontwerp.

Apple Macintosh (1984)

De eerste Apple Macintosh, Macintosh 128K, uit 1984 werd geleverd met een grafische gebruikersinterface (Mac OS), een muis en een toetsenbord zonder numeriek deel. De hoge kwaliteit zwart-wit monitor en de overige computeronderdelen waren in één zorgvuldig ontworpen behuizing ondergebracht, hetgeen de Macintosh zijn karakterestieke uiterlijk gaf. De eerste Macintosh werkte met een processor uit de 68000-serie van Motorola, en het besturingssysteem – System genaamd – werd zo veel mogelijk in RAM geladen. Aanpassingen aan het systeem konden worden uitgevoerd door regelpanelen aan te roepen waarop bepaalde functies konden worden ingesteld, de Control panels.

De Macintosh werd op 22 januari 1984 ingeluid met een één minuut durende reclamespot tijdens de Amerikaanse Superbowl. Ongeveer de helft van de bevolking van de Verenigde Staten keek hiernaar. Twee dagen later werd de computer officieel geïntroduceerd door Apple-oprichter Steve Jobs. De prijs van de eerste Mac lag tussen de 1995 en 2495 dollar.

Games Workshop’s Talisman: The Magical Quest Game (1983)

Talisman is een fantasy bordspel dat nog best wel iets wegheeft van het Mens Erger Je Niet spel van weleer, met een paar grote verschillen: de regels van het spel zijn niet voor alle spelfiguren gelijk en naarmate de speler richting het midden van het bord vordert, wordt het moeilijker om het spel uit te spelen. Het spel werd ontwikkeld door Robert Harris en uitgebracht door Games Workshop, in latere jaren door Fantasy Flight Games onder licentie van Games Workshop.

DEC’s PDP-8 (1965)

De PDP-8 was een 12-bit minicomputer geproduceerd door DEC (Digital Equipment Corporation) in 1965. Het was een directe afstammeling van de LINC, met een kleinere instructieset. Het eerste model kostte rond de $18.500 en had de grootte van een kleine koelkast. De PDP-8 combineerde een lage kostprijs met een hoge kwaliteit en zorgde daarmee dan computercapaciteit in handen kon komen van groepen mensen die daarvoor nog geen beschikking hadden over computers, zoals onderwijsinstellingen. De PDP-8 had initieel geen besturingssysteem, slechts een frontpaneel met een rij schakelaars. Aan het eind van het PDP-8 tijdperk was er een OS/8 besturingssysteem en een hele suite aan toepassingsprogramma’s. Er zijn ongeveer 50.000 PDP-8’s verkocht.

Externe link

Bell Labs’ Germanium transistor (1947)

De germaniumtransistor werd in 1947 uitgevonden door Bell Labs’ John Bardeen, Walter Brattain en William Shockley. De eerste op silicium gebaseerde transistor werd geproduceerd door Texas Instruments in 1954. Dit was het werk van Gordon Teal, een expert in het produceren van zeer zuivere kristallen, die daarvoor bij Bell Labs werkzaam was. Hoewel men vaak als meervoud ’transistoren’ gebruikt, is het Nederlandse meervoud officieel ’transistors’. In het jargon van elektronici spreekt men overigens van ’tor’ en ’torren’. Veelgebruikte type transistors zijn de BC547 (NPN) en BC557 (PNP) die binnen grote marges voor veel doeleinden inzetbaar zijn.

Philips’ cassettebandje (1963)

Een muziekcassette, cassettebandje, compactcassette of simpelweg bandje is een magneetband die wordt gebruikt als geluidsdrager, in een speciaal daarvoor gemaakte vaste doos (cassette). Het cassettebandje is uitgevonden door Philips, als doorontwikkeling op de bestaande magneetband-systemen. Hoewel er andere magnetische tape-systemen waren, werd de compactcassette dominant doordat Philips geen royalty’s vroeg voor gebruik van het patent. Philips stelde wel enkele kwaliteitseisen.

De oudste cassettes hadden slechts twee sporen, de A-kant en de B-kant, dus voor mono geluid, maar al vrij gauw verschenen er stereorecorders met vier sporen. In de meeste gevallen werd de compactcassette dan ook ingezet als 4-sporen-medium: links/rechts (stereo) A-kant en de B-kant waarop geluidssignalen langs magnetische weg analoog konden worden opgenomen. Bij de meeste spelers moest de cassette fysiek worden omgedraaid om de B-kant te beluisteren, maar in de loop der jaren werden zogenaamde autoreverse-decks op de markt gebracht die zonder omdraaien weergave (en soms ook opname) van beide kanten mogelijk maakten. De compactcassette leende zich uitstekend voor draagbare apparaten met batterij en zelfs voor in de auto. De vervolgstap in de ontwikkeling leidde tot de walkman, een nog meer persoonsgebonden vorm van cassettespeler aangezien deze standaard via de hoofdtelefoon beluisterd werd.

Om te voorkomen dat op een cassettebandje met opgenomen muziek per ongeluk een nieuwe opname gemaakt werd (waardoor dan de oude opname gewist zou worden), kon men op de rugzijde van het bandje een plastic palletje verwijderen waardoor een opening vrijkwam die opname (door een ingebouwde blokkade van het cassettedeck) voorkwam en daarmee het bandje tegen ongewenste opname beschermde.

Naast audio is het cassettebandje ook veelvuldig gebruikt als datadrager bij home computers: het eerste gebruik hiervan is in elk geval terug te herleiden tot de KIM-1 (1976):

The KIM-1 system is designed to work with an audio cassette tape recorder/player to provide you with a medium for permanent storage of your programs or data. The cassette with recorded data may be reread by the system as often as you wish.

Smart City Coupe (1998)

De eerste Smart City Coupe werd in oktober 1998 op de markt gebracht. De City Coupe was 2,5 meter lang en had een bijzonder ei-vormig chassis dat voor een ongekend sterke veiligheidskooi zorgde. De achterin gemonteerde drie-cylinder benzinemotor was beschikbaar met, afhankelijk van de versie, 45 (Pure) tot 54 pk (Pulse). De Smart had geen stuurbekrachtiging, maar door de dunnere voorbanden en het gewicht van de motor achterin leverde dat in de praktijk geen problemen op. Alle versies hebben een halfautomatische transmissie, die zowel op commando als automatisch kan schakelen. In de beginjaren was de Smart een echt hebbeding. In de stad, maar ook daarbuiten vielen ze ook flink op in het verkeer. Veel Smarts werden dan ook voorzien van bedrijfsreclame.

De Smart had niet het rijcomfort van een grotere auto: de korte wielbasis zorgde ervoor dat de auto door ieder klein hobbeltje op de weg ging stuiteren. De rijervaring was vergelijkbaar met een grotere auto, zolang je niet achterom keek: dan zat je neus bijna tegen de achterruit aan. De achtergelegen motor leverde in de praktijk geen problemen op: een stevige deksel zorgde voor voldoende geluidwering. Door de acherwielaandrijving was het wel eenvoudig mogelijk om cirkels te draaien rond de voorwielen te maken, vooral als de weg wat gladder was. Gevaarlijk was het rijden met een Smart niet: de lange lijst (vaak elektronische) veiligheidsvoorzieningen zoals ABS en ESP maakten de Smart één van de veiligste auto’s op de weg.

Externe link