J.K. Rowling’s Harry Potter and the Philosopher’s Stone (1997)

Een boek met een persoonsnaam in de titel viel in 1997 wat uit de toon als fantasyverhaal voor volwassenen. Bij kinderboeken leek dat meer te passen. ‘Harry Potter en de Steen der Wijzen’, zoals de Nederlandse vertaling zou gaan heten, was dan ook in eerste instantie niet goed te plaatsen: de detaillering van het verhaal, de duistere onderwerpen, de vele personages en uitgewerkt wereldbeeld maakten het een volwassen verhaal, maar de literaire knipogen, grappige woordspelingen en hoofdpersonen in hun tienerjaren leverden een typische formule herkenbaar voor jeugdboeken. Zowel volwassenen als kinderen genoten van het Harry Potter boek. In de jaren die er op volgden schreef J.K Rowling nog 6 extra verhalen, waarin Harry Potter steeds een jaar ouder zou worden en de besproken onderwerpen steeds verder verwijderd raakten van wat nog bij een goed kinderboek zou horen, zonder dat hiermee de schare jongere fans werd kwijtgeraakt. De Harry Potter boeken bleken aan te slaan bij jong en oud.

De welgestelde meneer Duffeling merkt op weg naar zijn werk vreemde gebeurtenissen op. Aan het einde van die dag vinden meneer en mevrouw Duffeling een mand met hierin de baby van de zus van mevrouw Duffeling op hun stoep, vergezeld van een briefje waarin hen wordt gevraagd om voor baby Harry zorg te dragen. Tien jaar later wordt het huishouden in de greep gehouden door Dirk, de zoon van meneer en mevrouw Duffeling die Harry kwelt en pest. Dirk wordt verwend en Harry, die in een kast onder de trap slaapt, wordt zoveel mogelijk genegeerd. Er gebeuren af en toe vreemde dingen rondom Harry, zoals die keer dat het glas van de leefruimte van een boa-constrictor in de dierentuin verdween en Dirk schrik aanjoeg.

Er arriveren mysterieuze brieven voor Harry. Meneer Duffeling probeert ze in de prullenbak te laten verdwijnen maar de brieven blijven in steeds grotere aantallen komen. Meneer Duffeling vlucht met zijn gezin naar een afgelegen eilandhut op de avond voor Harry’s 11e verjaardag. Om middernacht wordt het gezin opgeschrikt door gebonk op de deur en maken ze kennis met de reus Hagrid, die Harry hoogstpersoonlijk de toelatingsbrief voor Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus overhandigt. Harry ontdekt dat de Duffelingen al die jaren hebben geprobeerd Harry’s tovenarij te ontkennen.

Hagrid neemt Harry mee naar Londen om schoolbenodigdheden te kopen. Ze gaan eerst naar Goudgrijp, de tovenaarsbank, om geld op te nemen dat Harry’s ouders hem hebben nagelaten. Ze winkelen in een verborgen winkelstraat waar Harry een schooluniform, boeken en een toverstaf koopt. Harry krijgt van Hagrid een witte uil, genaamd Hedwig. Harry neemt de trein naar Zweinsteun op perron 9 ¾ en raakt onderweg bevriend met andere eerstejaarsstudenten, zoals Ron Wemel en Hermelien Griffel. Aangekomen bij Zweinstein worden hij, Ron en Hermelien ingedeeld in Griffoendor-huis.

De tijd op Zweinstein is een periode van de ene verwondering naar het andere. Harry ontdekt dat zijn toverdrankprofessor Sneep hem niet mag, leert vliegen op bezemstelen en ontdekt dat hij daar heel goed in is en leert Zwerkbal spelen, ontdekt een woeste driekoppige hond en leert nieuwe vrienden en vijanden kennen. Op Halloween wordt een trol gevonden, die door Ron, Harry en Hermelien wordt verslagen. Harry helpt zijn Griffoendorteam de eerste zwerkbalwedstrijd sinds tijden te winnen. Met kerst ontvangt Harry een onzichtbaarheidsmantel die van zijn vader was geweest en verkent hiermee ’s avonds de school. Hij ontdekt een spiegel die het diepste verlangen weergeeft van degene die erin kijkt. Ron, Harry en Hermelien ontdekken een groot geheim die te maken heeft met een steen die het eeuwige leven en onbeperkte rijkdom kan schenken.

Hagrid wint een drakenei waar een draak uitkomt die niet op Zweinstein is toegestaan en door de ontstane situatie worden Ron, Harry en Hermelien gestraft. Ze moeten samen met Hagrid een bos verkennen waar eenhoorns en andere magische wezens wonen. Harry wordt in het bos aangevallen en wordt gered door een vriendelijke centaur, die hem vertelt dat hij werd aangevallen door Voldemort, Voldemort had eerder geprobeerd de steen te stelen.

Harry besluit dat hij de steen moet vinden voordat Voldemort dat doet. Hij, Ron en Hermelien sluipen die avond weg naar een verboden gang op de derde verdieping van Zweinstein. Ze komen voorbij de waakhond en voeren indrukwekkende kunsten uit naarmate ze steeds dichter bij de steen komen. Harry komt oog in oog te staan met Krinkel, die aankondigt dat Harry moet sterven. Wetende dat Harry de steen wil vinden, plaatst Krinkel Harry voor de Spiegel van Erised en laat hem zeggen wat hij ziet. Harry ziet zichzelf met de steen in zijn zak, en op datzelfde moment voelt hij hem ook daadwerkelijk in zijn zak. Maar hij vertelt Krinkel dat hij iets anders ziet. Een stem vertelt Krinkel dat de jongen liegt en verzoekt Harry persoonlijk te spreken. Krinkel doet zijn tulband af en onthult Voldemorts gezicht op zijn achterhoofd. Voldemort, die het lichaam van Krinkel bewoont, instrueert Krinkel om Harry te vermoorden, maar Krinkel wordt verbrand door contact met de jongen. Er ontstaat een worsteling en Harry valt flauw.

Als Harry weer bij bewustzijn komt, ligt hij met het hoofd van de school Perkamentus in het ziekenhuis. Perkamentus legt uit dat hij Harry net op tijd van Krinkel heeft gered. Hij voegt eraan toe dat hij en Flamel hebben besloten de steen te vernietigen. Harry gaat naar het eindejaarsbanket, waar Zwadderich zijn zevende opeenvolgende overwinning van de huiskampioenschapsbeker viert. Perkamentus staat op en kent op het laatste moment veel punten toe aan Griffoendor voor de prestaties van Harry en zijn vrienden, waarbij hij de huisbeker voor Griffoendor wint. Harry keert terug naar Londen om de zomer door te brengen bij de Duffelingen.

Samenvatting-zonder-al-teveel-verklappingen Harry Potter en de Steen der Wijzen

Douglas Comer’s Operating System Design – The Xinu Approach (1984)

Een besturingssysteem is als een goed ontworpen, met liefde geweven tapijt dat degelijkheid, stijl en comfort combineert met bindingen en patronen die passen bij de inrichting van de ruimte en het gebruiksdoel van de eigenaren. Sinds de beginjaren van computersystemen is Unix een toonbeeld van hoe besturingssystemen kunnen werken en dit heeft bijgedragen tot het gebruik ervan in de beginjaren van het onderwijs in besturingssystemen op hogescholen en colleges over de hele wereld.

Het aantal boeken dat een besturingssysteem zowel conceptueel als aan de hand van volledige broncode uitlegt zijn zeer beperkt. Douglas Comer, docent aan de universiteit van Perdue, zag daarom de noodzaak voor een lichtgewicht, als Unix werkend besturingssysteem dat aan de binnenkant geheel in Ansi C met minimale, maar universeel toepasbare middelen zou werken. Hij noemde zijn besturingssysteem ‘Xinu’ (als in, “Xinu is not Unix”) en schreef zijn collegenotities in het boek Operating System Design.

Zelf studeerde ik Informatica aan de toen Rijkshogeschool Groningen (het tegenwoordige Hanzehogeschool) en smulde van de lessen, het boek en het besturingssysteem. In iedere les behandelden we een ander concept (concurrency, queueing, scheduling en context switching, procesmanagement, messaging, memory management.. de lijst was eindeloos) en bestudeerden we de broncode die het concept in de praktijk bracht. Ik kon me uren concentreren op de broncode en de werking en heb zelfs wat kleine onvolkomenheden uit de broncode opgespeurd.

Tegenwoordig is Xinu een lichtgewicht besturingssysteem dat met een footprint van nog geen 20 kilobyte eenvoudig in embedded systemen gebruikt kan worden.

Externe links

Julien van Remoortere’s Science Fiction Jeugdomnibus met 3 Jan Monter verhalen (1972)

Jan Monter is een hoofdfiguur uit de verbeelding van Piet Mortelman, een pseudoniem van Julien van Remoortere. Jan beleeft in de toekomst avonturen die al snel zijn woonplaats, en planeet, voorbij streven. Het eerste Jan Monter verhaal, Jan Monter en de asteroïde, zag in 1960 het licht en was voor die tijd vooruitstrevend en rasechte ‘science fiction’. In de jaren daarna schreef ‘Piet’ nog verschillende Jan Monter boeken, waarbij de Jeugdomnibus uit 1972 een drietal populaire verhalen inéén bundelde.

In het eerste verhaal van de omnibus, Jan Monter en het asteroïde-mysterie, maken we kennis met Jan Monter, een tiener wiens familie verbonden is aan het leger, de wetenschap en ruimtevaart, allemaal vanuit een Nederland in de nabije toekomst. Het is grappig om vanuit het heden terug te kijken op een verhaal dat in 1960 met een blik in de toekomst is geschreven: familie, huis en haard zijn herkenbaar jaren ’60, maar de toekomstelementen zijn kwistig gestrooid met aannames (‘raketbrommer’) die in die tijd aannemelijk voor de toekomst klonken. De omnibus bevat verder de verhalen Jan Monter en de Jupiterianen en Jan Monter detective.

Felix Thijssen’s Pion (1979)

Felix Thijssen is een bekende Nederlandse schrijver van een keur aan thrillers, waaronder de Charlie Mann serie met werken als Wildschut en Koud spoor. Bij mij is Felix Thijssen echter veel bekender als science fiction schrijver van De spelers van Magelhaen en Pion. Ik kan het aantal keren dat ik Arne Sterzon via Siro’s eiland naar de ruimte ben gevolgd niet eens tellen, laat staan het aantal keren dat ik met de Wageningse biowetenschap heb meegeleefd in wat de laatste uren van de mensheid hadden kunnen zijn. Boeken met deze mate van ambitie en allure worden niet vaak in het Nederlands geschreven.

In Pion volgen we verschillende hoofdpersonen in hun dagelijkse activiteiten terwijl ze geconfronteerd worden met een plotselinge, drastische afname van de zuurstofvoorraad op aarde. Terwijl de nood wereldwijd epische proporties aanneemt verhuizen enkele van de hoofdpersonen een grote kas in waar nog zuurstof is en de planten goed gedijen, in tegenstelling tot bomen en planten buiten de kas. Terwijl internationale wetenschappers verwoed bezig zijn met het oplossen van het zuurstoftekort zijn er diverse post-apocalyptische confrontaties die je de pagina’s van het boek in een hoog tempo laten omslaan. Hoewel de ontknoping zich ruim van de voren doet aankondigen is de verhaling hiervan feilloos uitgevoerd en laat je (iedere keer weer) verbluft.

Hoewel het geheel van het boek een onwaarschijnlijke situatie en uitkomst tekent is het verhaal krachtig opgebouwd met herkenbare en geloofwaardige personages, gebeurtenissen en interessante plotten en wendingen. Ook na ruim 40 jaar heeft het boek nog niets aan leesbaarheid ingeboet.

Externe links

John Vermeulen’s De Binaire Joker (1979)

Van alle boeken die John Vermeulen heeft geschreven is de omslag van De Binaire Joker het minst tot de verbeelding sprekend. Maar van al die verhalen is De Binaire Joker het meest fantastische concept, goed uitgewerkt met een keur aan passende karakters en een spannend verhaal dat ook in 2022 op geen enkele manier misplaatst zou zijn. Het verhaal kent bijzondere vondsten en de belangrijkste ingrediënten, langdurende ruimtereizen, AI en intermenselijke relaties, houden ook in de moderne tijd prima stand.

Als jongeling last ik De Binaire Joker, een in eerste instantie nietszeggende titel, met groeiend enthousiasme en ik heb het boek in de afgelopen veertig jaar meerdere malen opnieuw ter hand genomen. Het verhaal vertelt over de bemanning van een ruimteschip dat een geluidssignaal ontvangt. De planeet waar het signaal van afkomstig is blijkt een landbouwplaneet en de plaatselijke landbouwer komt van een buurplaneet kijken wat er met zijn plantjes gebeurt. De landbouwer blijkt een ‘buitenaardse’ die in het geheel geen overeenkomsten met de mens heeft en een conflict kan niet uitblijven. De relatie tussen de gezagvoerder en de bemanning, de bemanning onderling en de bemanning met de piloot, een intelligente computer met een groeiend gevoel voor humor, speelt een grote rol bij het ontvouwen van het verhaal en tot de laatste pagina blijft het spannend en interessant om te lezen hoe de relaties worden gevormd en de conflicten opgelost.

Ken Schwaber’s Agile Software Development with Scrum (2001)

In de toekomst wijzen geschiedkundigen waarschijnlijk op periodes van softwareontwikkeling ‘voor Scrum’ en ‘na Scrum’. En hoewel Scrum niet primair is bedoeld voor het ontwikkelen van software, is het op dit moment ontegenzeggelijk de meest populaire manier voor het snel en gecontroleerd uitbrengen van softwareproducten.

Scrum werd geïntroduceerd in een onderzoek door Ikujiro Nonaka en Hirotaka Takeuchi, dat begin 1986 in het tijdschrift Harvard Business Review gepubliceerd is. In dit onderzoek wordt beschreven dat projecten met kleine multidisciplinaire teams historisch gezien het beste resultaat leveren. Naar aanleiding van dit onderzoek ontwikkelde Jeff Sutherland in 1993 de scrumwerkwijze, terwijl Ken Schwaber een eigen benadering bij zijn bedrijf toepaste. Samen werkten ze dit verder uit en in 1995 formaliseerde Ken Schwaber scrum als softwareontwikkelmethode en publiceerde zijn vindingen in 2001 in boekvorm.

Scrum is een eenvoudig en overzichtelijk raamwerk (de beschrijving past op een A4’tje) van rollen, gebeurtenissen en producten dat met teams tot ongeveer 10 personen in een vast ritme van enkele weken, sprints genoemd, delen van de software oplevert. Iedere oplevering heet een increment en moet steeds op een vast moment werkend gedemonstreerd worden aan afgevaardigden van de eindgebruikers en andere belanghebbenden. De werkzaamheden aan het increment worden in kleine stukjes (user stories genoemd) opgedeeld die door ieder teamlid opgepakt kunnen worden. Binnen een team zijn geen speciale rollen, hoewel specialisaties onvermijdelijk zijn.

Het testen van een increment gebeurt steeds als een user story wordt afgerond en binnen een sprint worden user stories door het hele team beschreven, gedetailleerd en voorzien van een inschatting van complexiteit. De testbasis wordt gevormd door de user story, het verwachte gebruik van het increment, het increment zelf en de ervaring die binnen het team over het onderwerp is opgebouwd. Hoewel het hele team verantwoordelijk is voor het testen komt het vaak voor dat één of meer teamleden zich hier meer mee bezig houden dan de anderen.

Robert Brent’s The Golden Book of Chemistry Experiments (1960)

In de jaren ’60 van de vorige eeuw waren scheikunde experimenteersets cool om te hebben en alle hobby- en speelgoedwinkels hadden er een uitgebreide verzameling van, plus de chemicaliën om de sets aan te vullen, mochten de ingrediënten op raken. Je kon in die tijd een winkel inlopen voor een potje amoniumnitraat of zink stof en radioactieve straling was hip. Tegenwoordig zijn we beter op de hoogte van de mogelijke gevaren die de stoffen, en experimenten daarmee, teweeg kunnen brengen. En hoewel dat de gezondheid van de jeugd zondermeer ten goede is gekomen, heeft het de ondergang van populariteit van scheikundeproeven betekend.

In 1960 smulde men van boeken over wetenschappelijke proeven voor thuis. Vooral boeken die de lezer het gevoel gaven dat alles mogelijk was. The Golden Book of Chemistry Experiments heeft daar ongetwijfeld hoge ogen mee gegooid. Vanaf de eerste bladzijde is het boek hands on, met beschrijvingen van hoe de scheikundige labuitrusting te maken van hout, blikresten en een ijzeren kledinghanger. Geen experiment ging het boek uit de weg en geen element bleef onaangeraakt. Het boek bevatte instructies om verschillende nieuwe stoffen te maken, inclusief gevaarlijke stoffen als chloorgas en cyanide. De regering van de Verenigde Staten heeft het boek enige jaren na de verschijning in de ban gedaan en nieuwe regelgeving voorkwam dat soortgelijke beschrijvingen als in The Golden Book in het openbaar kwamen.

Hoewel naar huidige maatstaven gedateerd, is het boek nog steeds een fascinerende reis in elementaire en praktische scheikunde. Gelukkig is het boek, in de vorm van een PDF, ook voor de huidige generatie scheikunde wannebees bewaard gebleven, die nu gelukkig de meest gevaarlijke stoffen niet zomaar meer in handen kunnen krijgen.

Ruurd Feenstra’s De mannen van de Discus (1967)

De jeugdboekenserie rondom de familie Hiddes en de fantastische uitvindingen van vader Tjeerd waren vanaf 1967 een inspirerende leesbron voor veel kinderen die weg konden dromen over verre landen, grote helden en technische vooruitgang. In het eerste deel, De mannen van de Discus, komt professor Tjeerd Hiddes vrij na een gevangenisstraf voor een misdaad die hij niet heeft gepleegd. In zijn gevangenisperiode heeft hij enkele grote uitvindingen gedaan, die hij met hulp van zijn zoons gaat gebruiken om de wereld te verbeteren en wraak te nemen op hen die hem in de gevangenis hebben gestopt.

Hoewel de toon van de boeken niet veel anders is dan soortgelijke jeugdboeken zoals de schippers van de Kameleon, zijn de onderwerpen veel wereldser dan gebruikelijk. De verhalen van Ruurd Feenstra gaan over goed en kwaad, familie en vertrouwen, tweede kansen, wraak en genoegdoening, technische uitvindingen en de misbruik ervan, landelijkheid en stedelijkheid en de gemakkelijke manier waarop verschillende sociale cirkels met elkaar kunnen samenwerken. Een prachtige reeks om te lezen en de eerlijkheid gebiedt dat je ook als volwassene nog best even een paar uur leuk in de boeken kunt doorbrengen.

De Discus-reeks bestaat uit de volgende titels:

  • Deel 1: Mannen van de discus (1967)
  • Deel 2: De discus slaat toe (1968)
  • Deel 3: De discus brengt redding (1969)
  • Deel 4: De discus valt aan (1970)
  • Deel 5: De discus overwint (1970)
  • Deel 6: De discus in gevaar (1971)
  • Deel 7: De discus snelt te hulp (1971)
  • Deel 8: De discus komt terug (1972)
  • Deel 9: De discus in de strijd (1972)
  • Deel 10: De discus in volle vaart (1973)
  • Deel 11: De discus en de blauwe diamant (1974)

Don Lawrence’s Storm (1978)

Was Don Lawrence al niet meer uit het tijdbeeld weg te krijgen met de epische stripserie Opkomst en ondergang van het keizerrijk Trigië, met Storm deed hij het allemaal nog eens dunnetjes, maar nog veel fantasierijker, over. De serie begon in 1978 bij uitgeverij Oberon met het album De diepe wereld, waarin Storm, een astronaut uit de toekomst, na een ongelukkige onderzoeksvlucht op de planeet Jupiter, op een zeer veranderde Aarde nog veel verder in de toekomst belandt. De Aarde is veranderd in een woestenij, waarin de oceanen volledig zijn verdampt. Het volk van de toekomst is teruggevallen tot het barbarisme, op uitzonderingen na waar technologie hoogtij viert.

Franquin’s Z van Zwendel (1971)

Hoewel het al deel 15 uit een reeks was, was het stripalbum Z van Zwendel een gedenkwaardige kennismaking met De avonturen van Robbedoes en Kwabbernoot. Het stripalbum kwam in 1971 uit en belande omstreeks die tijd in mijn toen 5-jarige handen. Ik heb er mogelijk enkele jaren over gedaan om het duistere verhaal op waarde te schatten en kan me een regelmatige hernieuwde kennismaking met de vrienden Robbedoes, Kwabernoot, professor Rommelgem en de Marsipulami dan ook nog prima voor de geest halen. Het album bevatte zoveel verhaallijnen, concepten en vreemde vindingen dat iedere illustratie de moeite van het uitpluizen waard was. En humor. Onderbroekenlol tot aan intelligente vondsten en alles daartussenin.

Op één of andere manier heeft dit stripalbum de tand des tijds nipt overleefd en bij het opruimen van de zolder kwam het helderrode, met technisch grijs, zwart en wit gestileerd exemplaar onder uit een stapel met memorablia. Erg leuk.

Walt Disney’s Weet je veel handboek (1976)

Iedere Donald Duck liefhebber kent de neefjes Kwik, Kwek en Kwak. De drie halen veel van hun wijsheid uit hun Jonge Woudlopers Handboek, dat voor ieder probleem een oplossing schijnt te hebben. In 1976 bracht Oberon, uitgever van het weekblad Donald Duck, een 189 pagina’s dik ‘handboek vol tips, feitjes, spelletjes, enz.’ uit met de titel Weet je veel. En geheel in tegenstelling tot wat je zou verwachten stond het vol met tips, feitjes en spelletjes en was het geen stripalbum. Ik kreeg het boek als 9-jarige en heb het boek werkelijk jarenlang gekoesterd. Iedere bladzijde bevatte meerdere artikelen en sommige die nog te lastig waren voor een 9-jarige kwamen in de jaren daarna wel eens van pas.

Een hardcover boek met bijna tweehonderd pagina’s wetenswaardigheden, goed geïllustreerd en toegankelijk geschreven is niet eenvoudig te schrijven of te maken. Inhoudelijk staan de artikelen op een hoog niveau en veel van de illustraties, of misschien zelfs alle, zijn nieuw voor dit boek gemaakt, getuige de hoge kwaliteit van het drukwerk. Disney figuren zijn hier figuranten en worden bijna nooit onderdeel van het artikel. En hoewel het boek duidelijk als ‘Jonge Woudlopers Handboek’ is bedoeld, wordt het niet zo genoemd. De auteurs van het boek hebben mogelijk een boek gemaakt dat ze zelf graag hadden willen hebben, met Yvan Delporte als scenarist, Eddy Ryssack als illustrator en Jacques Busquet als technisch adviseur. Yvan Delporte kennen we ondermeer als schrijver van De Smurfen en co-auteur van Guust Flater en Eddy Ryssack als all-round illustrator die ondermeer de strip Opa in de Eppo maakte.

Het is niet onmogelijk dat de opmaak van dit boek een rol gespeeld heeft in mijn latere interesse in vormgeving: de bladspiegel-uitvulling had bij de opmaak van dit boek een hogere prioriteit dan een consistente vormgeving, hetgeen me ook op 9-jarige leeftijd al flink dwarszat. De afstand tussen koppen en tekst varieerde met de resterende vrije bladruimte en te pas en te onpas werden alinea’s afgebroken op willekeurige plaatsen om nog maar een extra regel aan het eind van de pagina te verkrijgen. Ook de regeluitvulling is schrijnend: op sommige regels zitten grote gaten in de tekst vanwege de ingevoegde witruimte. Een eventuele herdruk zou veel baat hebben bij een beter lettertype en wat liefdevol opmaakwerk.

Isaac Asimov’s Foundation (1951)

Foundation begint met wiskundige Hari Seldon die leeft in de nadagen van het Eerste Galactische Keizerrijk, dat 10.000 jaar bestaan heeft en ongeveer 50.000 jaar in onze toekomst ligt. Zijn Psychohistorische wetenschap maakt het mogelijk om lange termijn voorspellingen te doen over grote groepen mensen. Seldon ontdekt dat binnen een paar eeuwen het Keizerrijk ten onder zal gaan, wat ook niet meer te voorkomen is en ontwikkelt een visie waarmee de lange donkere periode die daarop zal volgen aanmerkelijk verkort kan worden. Hij ontdekt tevens dat als de mensheid vroegtijdig wordt geïinformeerd over de resultaten van Psychohistorische voorspellingen, deze voorspelling dan niet meer uitkomt omdat de mensen zich dan onvoorspelbaar gaan gedragen.

Isaac Asimov (2-1-1920 – 6-4-1992) was een Amerikaanse schrijver met een doktoraal in de biochemie. Hij staat samen met Arthur C. Clarke en Robert Heinlein bekend als de grote drie science fiction schrijvers van de 20e eeuw. Hij heeft meer dan 500 publicaties in de populaire wetenschap en science fiction op zijn naam staan. De eerste drie delen van zijn Foundation reeks publiceerde hij al vroeg in zijn carrière. Veel van zijn andere science fiction verhalen en boeken positioneerde hij later in hetzelfde universum als waarin Foundation zich afspeelt.

Jacques Devos’ Geniale Olivier (1969)

Mr. Kweeniewa en Geniale Olivier is een Belgische stripreeks door Jacques Devos die vanaf 1969 werd uitgegeven. Devos schreef 17 albums en ging daarna met pensioen. De stripreeks gaat over de scholier Olivier die met zijn uitvindingen elke pagina opnieuw zijn omgeving op stelten zet. Zijn leraar, meneer Kweeniewa, heeft de grootse moeite om Olivier in toom te houden. Olivier heeft een vriendinnetje, Betty, die al zijn fratsen maar niets vindt. Oliviers beste vriend heet Frits en die is met regelmaat het slachtoffer van één van Oliviers uitvindingen.

Don Lawrence’s Opkomst en ondergang van het keizerrijk Trigië (1968)

Trigië is een stripreeks van Don Lawrence, naar het scenario van Mike Butterworth. De serie heet volledig Opkomst en ondergang van het keizerrijk Trigië en verhaalt een fictieve geschiedenis die wel wat wegheeft van de geschiedenis van het Romeinse rijk, zij het dan op een andere planeet in een vergevorderde beschaving. Trigië speelt zich af op de verafgelegen planeet Elekton in het Yarna-stelsel, miljarden kilometers van de Aarde. Het verhaal begint als een ruimteschip met geschiedenisboeken van Elekton op de Aarde neerstort. Op dat moment zijn alle Trigiërs al gestorven. Het lukt een wetenschapper de taal te ontcijferen en de verhalen van Trigië voor de mensen op Aarde te ontsluiten.

Roger Leloup’s Yoko Tsuno (1971)

Yoko Tsuno is een serie stripverhalen van de Belgische tekenaar Roger Leloup. Het karakter Yoko Tsuno is in de stripverhalen een Japanse elektrotechnische ingenieur die zich moeiteloos tussen de Nederlandse en Japanse cultuur verplaatst, en ook niet vreemd is van buitenaardse culturen. Samen met haar vrienden Ben en Paul, die in de strip televisiemakers zijn, lost zij misdaden op. In de strip wordt veel aandacht besteed aan toekomstige technologieën en grootse uitvindingen. Ook komen tijd- en ruimtereizen in de stripserie voor.

In 1971 begon de serie met het stripverhaal Trio in het onbekende, waarin Yoko Tsuno kennis maakt met Ben en Paul. Samen doen ze onderzoek in een onderaardse grot en komen in aanraking met de Vineanen, een buitenaards volk dat op de Aarde is gestrand. De rest van het verhaal staat in het teken van het helpen ontsnappen van de Vineanen van de Aarde.

Nr.TitelUitgavejaar
1Trio in het onbekende1972
2Het helse orgel1973
3Vulcanus’ smidse1973
4Avonturen met elektronika1974
5Seinen voor de eeuwigheid1975
6De 3 zonnen van Vinea1976
7De grens van het leven1977
8De titanen1978
9De dochter van de wind1979
10Het licht van Ixo1980
11De tijdspiraal1981
12Prooi en schaduw1982
13De aartsengelen van Vinea1983
14De bliksem van Wodan1984
15Het kanon van Kra1985
16De draak van Hong-Kong1986
17De danseres van Bali1988
18De bannelingen van Kifa1991
19De Rheingold-Express1993
20De astroloog van Brugge1994
21De poort van de zielen1996
22De hemelse jonk1998