J.K. Rowling’s Harry Potter and the Philosopher’s Stone (1997)

Een boek met een persoonsnaam in de titel viel in 1997 wat uit de toon als fantasyverhaal voor volwassenen. Bij kinderboeken leek dat meer te passen. ‘Harry Potter en de Steen der Wijzen’, zoals de Nederlandse vertaling zou gaan heten, was dan ook in eerste instantie niet goed te plaatsen: de detaillering van het verhaal, de duistere onderwerpen, de vele personages en uitgewerkt wereldbeeld maakten het een volwassen verhaal, maar de literaire knipogen, grappige woordspelingen en hoofdpersonen in hun tienerjaren leverden een typische formule herkenbaar voor jeugdboeken. Zowel volwassenen als kinderen genoten van het Harry Potter boek. In de jaren die er op volgden schreef J.K Rowling nog 6 extra verhalen, waarin Harry Potter steeds een jaar ouder zou worden en de besproken onderwerpen steeds verder verwijderd raakten van wat nog bij een goed kinderboek zou horen, zonder dat hiermee de schare jongere fans werd kwijtgeraakt. De Harry Potter boeken bleken aan te slaan bij jong en oud.

De welgestelde meneer Duffeling merkt op weg naar zijn werk vreemde gebeurtenissen op. Aan het einde van die dag vinden meneer en mevrouw Duffeling een mand met hierin de baby van de zus van mevrouw Duffeling op hun stoep, vergezeld van een briefje waarin hen wordt gevraagd om voor baby Harry zorg te dragen. Tien jaar later wordt het huishouden in de greep gehouden door Dirk, de zoon van meneer en mevrouw Duffeling die Harry kwelt en pest. Dirk wordt verwend en Harry, die in een kast onder de trap slaapt, wordt zoveel mogelijk genegeerd. Er gebeuren af en toe vreemde dingen rondom Harry, zoals die keer dat het glas van de leefruimte van een boa-constrictor in de dierentuin verdween en Dirk schrik aanjoeg.

Er arriveren mysterieuze brieven voor Harry. Meneer Duffeling probeert ze in de prullenbak te laten verdwijnen maar de brieven blijven in steeds grotere aantallen komen. Meneer Duffeling vlucht met zijn gezin naar een afgelegen eilandhut op de avond voor Harry’s 11e verjaardag. Om middernacht wordt het gezin opgeschrikt door gebonk op de deur en maken ze kennis met de reus Hagrid, die Harry hoogstpersoonlijk de toelatingsbrief voor Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus overhandigt. Harry ontdekt dat de Duffelingen al die jaren hebben geprobeerd Harry’s tovenarij te ontkennen.

Hagrid neemt Harry mee naar Londen om schoolbenodigdheden te kopen. Ze gaan eerst naar Goudgrijp, de tovenaarsbank, om geld op te nemen dat Harry’s ouders hem hebben nagelaten. Ze winkelen in een verborgen winkelstraat waar Harry een schooluniform, boeken en een toverstaf koopt. Harry krijgt van Hagrid een witte uil, genaamd Hedwig. Harry neemt de trein naar Zweinsteun op perron 9 ¾ en raakt onderweg bevriend met andere eerstejaarsstudenten, zoals Ron Wemel en Hermelien Griffel. Aangekomen bij Zweinstein worden hij, Ron en Hermelien ingedeeld in Griffoendor-huis.

De tijd op Zweinstein is een periode van de ene verwondering naar het andere. Harry ontdekt dat zijn toverdrankprofessor Sneep hem niet mag, leert vliegen op bezemstelen en ontdekt dat hij daar heel goed in is en leert Zwerkbal spelen, ontdekt een woeste driekoppige hond en leert nieuwe vrienden en vijanden kennen. Op Halloween wordt een trol gevonden, die door Ron, Harry en Hermelien wordt verslagen. Harry helpt zijn Griffoendorteam de eerste zwerkbalwedstrijd sinds tijden te winnen. Met kerst ontvangt Harry een onzichtbaarheidsmantel die van zijn vader was geweest en verkent hiermee ’s avonds de school. Hij ontdekt een spiegel die het diepste verlangen weergeeft van degene die erin kijkt. Ron, Harry en Hermelien ontdekken een groot geheim die te maken heeft met een steen die het eeuwige leven en onbeperkte rijkdom kan schenken.

Hagrid wint een drakenei waar een draak uitkomt die niet op Zweinstein is toegestaan en door de ontstane situatie worden Ron, Harry en Hermelien gestraft. Ze moeten samen met Hagrid een bos verkennen waar eenhoorns en andere magische wezens wonen. Harry wordt in het bos aangevallen en wordt gered door een vriendelijke centaur, die hem vertelt dat hij werd aangevallen door Voldemort, Voldemort had eerder geprobeerd de steen te stelen.

Harry besluit dat hij de steen moet vinden voordat Voldemort dat doet. Hij, Ron en Hermelien sluipen die avond weg naar een verboden gang op de derde verdieping van Zweinstein. Ze komen voorbij de waakhond en voeren indrukwekkende kunsten uit naarmate ze steeds dichter bij de steen komen. Harry komt oog in oog te staan met Krinkel, die aankondigt dat Harry moet sterven. Wetende dat Harry de steen wil vinden, plaatst Krinkel Harry voor de Spiegel van Erised en laat hem zeggen wat hij ziet. Harry ziet zichzelf met de steen in zijn zak, en op datzelfde moment voelt hij hem ook daadwerkelijk in zijn zak. Maar hij vertelt Krinkel dat hij iets anders ziet. Een stem vertelt Krinkel dat de jongen liegt en verzoekt Harry persoonlijk te spreken. Krinkel doet zijn tulband af en onthult Voldemorts gezicht op zijn achterhoofd. Voldemort, die het lichaam van Krinkel bewoont, instrueert Krinkel om Harry te vermoorden, maar Krinkel wordt verbrand door contact met de jongen. Er ontstaat een worsteling en Harry valt flauw.

Als Harry weer bij bewustzijn komt, ligt hij met het hoofd van de school Perkamentus in het ziekenhuis. Perkamentus legt uit dat hij Harry net op tijd van Krinkel heeft gered. Hij voegt eraan toe dat hij en Flamel hebben besloten de steen te vernietigen. Harry gaat naar het eindejaarsbanket, waar Zwadderich zijn zevende opeenvolgende overwinning van de huiskampioenschapsbeker viert. Perkamentus staat op en kent op het laatste moment veel punten toe aan Griffoendor voor de prestaties van Harry en zijn vrienden, waarbij hij de huisbeker voor Griffoendor wint. Harry keert terug naar Londen om de zomer door te brengen bij de Duffelingen.

Samenvatting-zonder-al-teveel-verklappingen Harry Potter en de Steen der Wijzen

Elias Ashmole’s Museum of Art and Archaeology (1683)

Elias Ashmole was een gevierd Engels oudheidkundige, politicus, legerofficier, astroloog en alchemiestudent. Hij studeerde aan de Universiteit van Oxford en was een verwoed verzamelaar van boeken, oudheidkundige en mystieke vondsten, curiosa en andere artefacten. Veel van deze voorwerpen verwierf hij van reiziger, botanicus en medeverzamelaar John Tradescant. Nog tijdens zijn leven schonk hij zijn hele collectie aan de Universiteit van Oxford, op voorwaarde dat die collectie zorgvuldig zou worden uitgestald en met visie worden uitgebreid. De eerste conservator, Robert Plot, slaagde daar maar ten dele in en sommige delen van de verzameling, zoals een opgezette Dodo, vergingen. In latere jaren zou het museum verhuizen naar een betere locatie en zou de verzameling in onderwerpen en aantallen sterk uitdijen. Tegenwoordig bevat het Ashmolean meer dan 200.000 verschillende objecten die op permanente basis worden uitgestald en aan het publiek toegelicht. Zowel fysiek als online zijn voorwerpen, met hun herkomst en achtergrondverhaal te raadplegen.

Benno Tempel, directeur van Gemeentemuseum Den Haag, benadrukte eens het belang van een eigen identiteit van een museum. Er zijn in zijn ogen drie basistaken: beheer, behoud en presenteren. Bij de basistaak blijkt de collectie dus heel belangrijk. Het type collectie geeft aan wat voor soort museum het is. Je wilt niet op elkaar gaan lijken en daar zijn musea weleens de fout ingegaan. Nu proberen musea binnen hun profiel te blijven.

Hoewel het thema en de schatten in de verzameling van Ashmole velen aanspraken, was er ruimte voor een wat bredere wetenschappelijke, sociale en culturele kijk, gebundeld in een nieuw museum. De Universiteit van Oxford had voor onderwijsdoeleinden verschillende verzamelingen verspreid over Oxford in tientallen gebouwen opgeslagen en hoogleraar geneeskunde Sir Henry Acland startte tussen 1855 en 1860 met de bouw van een nieuw ‘Natural History’ museum, om alle aspecten van de wetenschap rond in een centrale tentoonstellingsruimte samen te brengen. In 1884 doneerde Augustus Pitt Rivers zijn archeologische en antroposofische privé-verzameling aan de universiteit en tegenwoordig maken het Oxford National History Museum en het Pitt Rivers Museum deel uit van een overkoepelende expositie in hetzelfde gebouw met een centrale ingang.

Ik heb altijd al een gezonde interesse in musea gehad. Ik geniet van de gebouwen die de verzamelingen herbergen, de creatieve uitstallingen die door de curatoren en museummedewerkers worden bedacht, de technische manier van uitstallen, de verhalen achter de verzamelingen, de voorwerpen in de verzamelingen en het vernuft waarmee voorgaande generaties voorwerpen in hun dagelijks leven wisten te gebruiken.

Voor mij is een bezoek aan een grote stad, of het nu Groningen of Londen is, niet compleet met een bezoek aan tenminste (maar meer mag ook) een Science Museum, of een Natural History Museum. Cultuurhistorisch en kunst vind ik okee, maar wetenschap, techniek, industrie en ‘het dagelijks leven’ vind ik het leukst.

En dat brengt me op iets anders leuks: Lego heeft zojuist de LEGO Icons Natural History Museum set aangekondigd. En op basis van de afbeeldingen is die op z’n minst deels geïnspireerd op het Ashmolean.

Externe links