Apple’s iMac (1995)

Laptops waren in de jaren ’90 van de vorige eeuw nog geen gemeengoed en een gemiddelde thuiscomputer kwam in de vorm van een metalen doos in een creme of lichtgrijze kleur, met steevast een fantasieloos plastic frontje ervoor. De achterkant van die computer zat bezaaid met aansluitingen en een computertafel had voorzieningen om alle (tientallen) kabels weg te werken. Tot de komst van Apple’s iMac in 1995: kleurrijk, alles-in-een, geen verschillende poorten meer maar iets nieuws: USB. Ingebouwde luidsprekers en CD-speler. Prachtig om te zien, gemakkelijk om te gebruiken en nog niet eens zo duur ook. Het werd een instant hit, en in de jaren erop kwamen alle huishoudproducten (ook) in bondi blue. Want hip en cool.

De doorzichtige alles-in-een computer was meer dan een opvolger van de bestaande Macintosh modellen: het was de start van een nieuwe wind door Apple die invloed bleek te hebben op de gehele industrie: van computers, muziek, telefonie tot verpakking, productie en recycling. De eerste iMac G3 had een ei-vormig uiterlijk met een ingebouwde beeldbuis en een totaalomsluitende, gekleurde halfdoorzichtige behuizing waardoor de onderdelen van computer en monitor goed zichtbaar waren. De binnenkant was voorbeeldig afgewerkt en de computer was voorzien van een groot handvat om verplaatsingen binnenshuis, of bijvoorbeeld van huis naar de auto, eenvoudig te maken. Een bijpassend toetsenbord en muis maakten het geheel af. Het toetsenbord werd middels een nieuwe verbinding, ‘USB’ genaamd, verbonden met de computer en de muis prikte ook in zo’n USB aansluiting op de computer, of in het toetsenbord. Er was niet voorzien in RS-232 of een parallelle printerpoort, hetgeen op veel kritiek kon rekenen bij de introductie van de iMac, omdat nog geen enkele printer was voorzien van een USB aansluiting. De iMac had een ingebouwd telefoonmodem, ook bijzonder voor die tijd. Internet kwam vanuit de doos.

De aantrekkingskracht van de iMac was niet alleen de vormgeving, maar vooral het totaalconcept. Ten opzichte van andere computers had de iMac veel voor zich te zeggen:

  • Ingebouwde stereo luidsprekers, in plaats van losse luidsprekers op het bureau
  • Ingebouwd telefoonmodem en (via startaanbieding van Apple) internet uit de doos, in plaats van los modem kopen en internetabonnement afsluiten bij provider
  • Eén netsnoer, die ook nog eens netjes in de computer weggewerkt zat, in plaats van losse snoeren voor computer en monitor, plus nog de monitorkabel
  • Eén standaard poort voor alle mogelijke randapparaten, in plaats van RS-232 in 9 en 25-polige variant, parallelpoort, toetsenbordpoort, muispoort, audiopoort
  • Eenvoudig schoon te houden behuizing

Frank Hornby’s Meccano in Colours (1907)

Engelsman Frank Hornby bouwde rond 1900 blikken speelgoud voor zijn twee zoontjes en bedacht hiervoor een herbruikbaar systeem van blikken stripjes met gaatjes en kleine boutjes zodat hij verschillende modellen met dezelfde onderdelen kon maken. Door de interesse uit zijn omgeving begon hij het commerciële belang van zijn vinding in te zien en patenteerde dit in januari 1904. In 1902 werden de eerste ‘Mechanics Made Easy’ bouwpakketten verkocht. De merknaam ‘Meccano’ werd in 1907 geregistreerd.

Meccano had als constructiespeelgoed vooral tussen 1930 en 1950 veel succes. Maar hoewel het succes daarna terugliep heeft Meccano ook tegenwoordig nog veel fans. De doelgroep van Meccano bestond in eerste instantie uit technisch geïnteresseerde kinderen en jongvolwassenen in de leeftijd tussen 10 en 20 jaar, maar al tijdens en zeker na de succesperiode van Meccano waren er veel professionele en onverwachte toepassingen. In 1934, nog voor de uitvinding van de digitale computer zoals we die nu kennen, werd in de Manchester University Meccano gebruikt om delen van Charles Babbage’s ‘differential machine’ (een analoge differentiator) te construeren. In 1934 werd Meccano gebruikt voor het bouwen van een prototype van een hartpomp in de Yale School of Medicine. En in 2009 bouwden TV presentator James May en een team vrijwilligers een Meccano brug over het Leeds & Liverpool kanaal.

Loon op Zand’s De Efteling (1952)

De Langstraat is een streek in de Nederlandse provincie Noord-Brabant dat de gemeenten Geertruidenberg, Dongen, Loon op Zand, Waalwijk en Heusden omvat en bestaat uit langgerekte dorpen die worden omsloten door rivieren en kanalen. Door de aanwezigheid van veeteelt, eikenbomen (basis voor looistof) en stromend water (reinigen van huiden) ontwikkelde het gebied zich in honderden jaren tot het belangrijkste leercentrum van Nederland, waaruit zich een omvangrijke leerlooi- en schoenenindustrie ontwikkelde. Eind jaren 1940 besefte de toenmalige burgemeester van Loon op Zand, Reinier van der Heijden, met een vooruitziende blik dat de Langstraat niet eeuwig zou kunnen teren op de leerlooi- en schoenenindustrie en zette stappen om het gebied aantrekkelijk te maken voor toerisme. Samen met zijn zwager, techneut en cineast Peter Reijnders, en kunstschilder Anton Pieck richtte Van der Heijden in 1950 de stichting Natuurpark de Efteling op. Reijnders had in 1948 voor het 60-jarige bestaan van Philips al eerder een tijdelijke sprookjestuin in Eindhoven opgezet die uiterst populair bleek te zijn en Pieck was gecharmeerd van het idee om zijn sprookjesvisualisaties werkelijkheid te maken. Binnen een tijdsbestek van twee jaar werden door Reijnders en Pieck aanvankelijk tien sprookjes in het Sprookjesbos gerealiseerd en in 1952 opende Sprookjesbos De Efteling haar poorten voor het grote publiek.

Het Sprookjesbos bleek een succes en gestaag begon De Efteling andere attracties te openen. In 1956 werd de Stoomcaroussel aan het park toegevoegd, gevolgd door Hollebolle Gijs. Het Sprookjesbos werd gaanderweg uitgebreid en werd op zichzelf al een goede reden om De Efeteling te bezoeken, waarbij het toenemend aantal andere attracties voor een extra verblijfsduur zorgden. De opvolger van Pieck, Ton van de Ven, nam het op zich om het park op de formule van Pieck door te ontwikkelen, maar hier het concept ‘attractiepark’ aan toe te voegen. Dit resulteerde in tientallen extra attracties die alle een verhaal in geluid, woord en beeld bevatten.

Externe links

id’s Doom (1993)

In 1993 was een gemiddelde IBM PC compatible Microsoft DOS thuiscomputer voorzien van een Intel 80386 processor met een VGA videokaart met een resolutie van zo’n 640 x 480 pixels. Geluid kwam via een PC luidspreker in beep geluiden, of vanuit een Sound Blaster of Gravis geluidskaart via stereo luidsprekers. Het geheel was in een mini tower behuizing verpakt, meestal een beige metalen doos met een kunststof voorzijde en een vaak luid loeiende ventilator. ‘Achter de PC zitten’ werd een geaccepteerde hobby en iedere nieuwe ontwikkeling op computergebied werd omarmd door een steeds grotere schare computergebruikers. Het was in die tijd dat John Carmack en John Romero onder de naam id Software met een klein team programmeurs naam maakten met Commander Keen, Wolfenstein 3D, en hun meesterwerk, Doom.

id Software was het bedrijf van John Carmack en John Romero, twee die-hard spelontwikkelaars die elkaar hadden ontmoet terwijl ze werkten bij Softdisk. Softdisk had een abonnementsdienst waar de leden iedere maand een computerdisk ontvingen voor hun Apple II of PC computer met software ontwikkeld door de programmeurs van Softdisk. Via verschillende, maar vergelijkbare routes waren Carmack en Romero bij Softdisk komen werken. De Johns waren hier een speciale afdeling PC games begonnen waar ze ontdekten dat ze, samen met twee andere Softdisk collega’s Tom Hall en Adrian Carmack, alles in huis hadden om een zelfstandig game-ontwikkelend bedrijf te beginnen, hetgeen geschiedde. De ontstaansgeschiedenis van id Software wordt mooi verwoord in het boek Masters of Doom.

Masters of Doom is het verhaal van de ‘Lennon en McCartney van videogames’: John Carmack en John Romero. Samen heersten ze over het grote bedrijfsleven en leefden ze een unieke en gewaagde American Dream, waarbij ze de gebroken gezinnen van hun jeugd ontvluchtten om de meest notoir succesvolle gamefranchises in de geschiedenis te produceren – Doom en Quake. Een verhaal over vriendschap en verraad, handel en kunstenaarschap en een krachtig en meelevend verslag van hoe het is om jong, gedreven en enorm creatief te zijn.” Voor een ieder geïnteresseerd in Doom en het ontstaan van een succesvol softwarebedrijf en de invulling van een ‘American Dream’ door twee typische underdogs is het boek een absolute aanrader. Ga voor de papieren versie: de eBook zit vol opmaakfouten.

De schrijver van het gezelschap, Tom Hall, vertaalde de spelideeën van de anderen in fantastische achtergrondverhalen, die bijvoorbeeld Doom een zeker extra cachet meegaf:

De Union Aerospace Corporation heeft geëxperimenteerd met teleportatietechnologie op de Marsmanen Phobos en Deimos. Na eerste succesvolle pogingen gaat er echter iets mis. Het lijkt erop dat de wetenschappers van UAC een poort naar de hel hebben geopend. De basis van Phobos wordt overspoeld met demonische wezens en heel Deimos verdwijnt gewoon. Een team mariniers wordt naar Phobos gestuurd, maar op één na worden ze allemaal snel afgeslacht. Het is aan de overlevende marinier om wat wapens te pakken en een vuist te maken naar de demonen.

Beschrijving van Doom, Tom Hall

Een typische schermafdruk van het spel Doom geeft veel inzicht in de ontwikkelvaardigheden van de mensen achter id Software.

Op basis van de afbeelding hierboven kun je de vaardigheden van de vier artiesten van id Software herkennen, te beginnen met de overduidelijke ‘fight of flight’ situatie waarin de speler zich op het moment van de schermafdruk zich bevindt, een spelelement waarin John Romero zich goed kon vinden. De pixelperfecte gelaatsuitdrukkingen van de zombie-mariniers en de vloeiende texturen van de omgeving zijn toe te kennen aan Adrian Carmack, de omgeving (bunkerachtige ruimtes als achtergrond voor een marinebasis op Mars) aan Tom Hall en de voor die tijd zeer geavanceerde vloeiende 3D-wereld met verlichting en texturen aan Jon Carmack.

Doom werd als shareware op de markt gebracht, met een gratis level waarbij de volgende levels betaald moesten worden. De broncode van het spel werd later als open source beschikbaar gemaakt. Dat maakt dat er talloze implementaties van Doom zijn, van computers en spelsystemen tot het scherm van een Honeywell kamerthermostaat. Er is in 2023 geen enkel grafisch veilig voor een implementatie van Doom.