Rowenta’s time-o-mat

Als je bedenkt dat de time-o-mat in de basis een wekkerradio-zonder-radio is, versterk je daarmee het vermoeden dat deze overontwikkelde schakelklok van Rowenta een uitdaging in Duitse industriële vormgeving is geweest. Op een verder oninteressante middag in 1982 moeten een paar ingenieurs tegen hun nieuwe collega’s hebben gezegd “hee, we hebben een schakelklok nodig in het lab. Kunnen jullie iets moois ontwerpen?” Of zoiets. Feit is dat de time-o-mat van Rowenta, voor de tijd meer had te bieden dan je gemiddelde mechanische schakelklok. Twee schakeluitgangen bijvoorbeeld. En een 7-segment VFD-display. En interessante Duitstalige instructies op het bedieningspaneel in een technisch aandoend lettertype.

De time-o-mat voorziet in de actuele tijd, in 24-uursformaat met lichtgevende fluorescente cijfers weergegeven. Twee geschakelde uitgangen en een elektronische pieper bieden de verwachte acties en de functies bestaan uit het schakelen op een ingestelde tijd, of een in minuten ingestelde afteltijd. Het apparaat heeft geen handleiding nodig: alle mogelijke functies zijn van het voorpaneel af te lezen. Twee drukknoppen maken het mogelijk om de actuele tijd, de afteltijd of de wektijd in te stellen. Een grote keuzeschakelaar schakelt tussen de verschillende functies. Een geluidsalarm kan met een knopje aan de bovenkant van de time-o-mat worden uitgeschakeld.

Het verwijderen van de enkele schroef aan de onderzijde laat het apparaat in twee helften uiteenvallen en geeft een blik aan de binnenzijde. En eerlijk is eerlijk: hoe degelijk en industrieel de buitenkant er ook uit moge zien, de binnenkant is een absolute wanhoop van onzorgvuldig ontworpen elektronica. Op de pertinax printplaat zijn zowel hoog- als laagspanningsonderdelen gemonteerd. Onderdelen zijn kriskras over de printplaat verspreid zonder enig gevoel voor orde of regelmaat en op diverse plaatsen zijn achteraf gemonteerde draadbruggen te zien. De ingenieur die zo zorgvuldig de buitenkant ontwikkelde had niets van doen met de zo onzorgvuldig opgezette binnenkant. Maar het werkt, het werkt. Brandplekken op de binnenzijde suggereren echter dat dat niet altijd ruim binnen de veiligheidsmarges heeft plaatsgevonden.

Prachtig om te zien is de time-o-mat echter zeker. En laten we wel zijn: een mooi ontworpen schakelklok past altijd wel ergens in de werkplaats. Maar we houden ‘m in de gaten.

Lee Hart’s 6502 40th Anniversary Computer Badge

Een jubileumexemplaar op de 45e verjaardag van een iconische microprocessor op een handzame printplaat met lichteffecten, een kit die je zelf moet solderen en die je met batterijvoeding als kerstversiering kunt dragen. Veel meer retro wordt het niet en dat is precies de reden waarom Lee Hart, retrotechnicus in hart (haha) en nieren de single board computer ontwikkelde.

Vanuit een zeker perspectief is 1977 als startjaar van de thuiscomputerindustrie aan te merken; een jaar waarin zowel de Tandy TRS-80, Apple II en de Commodore PET het licht zagen. Die laatste twee werkten met een MOS Technology 6502 microprocessor, die enkele jaren daarvoor was ontworpen door Chuck Peddle van MOS Technology. Die 6502 had een elegant ontwerp die krachtige toepassingen op een eenvoudige manier mogelijk maakte en mede door de lage prijs in de meest succesvolste home computers werd toegepast.

Hoewel de markt ervoor in Nederland wat richting de permanente computermusea aan het verschuiven is, zijn de zogenaamde ‘Vintage Computer Festivals’ wereldwijd nog steeds een groot succes. Op deze evenementen laten hobbyisten hun vintage computers zien, soms nog in volledig originele vorm, soms met indertijd onmogelijk geachte uitbreidingen. Sommige van de festivals voeren een soort ‘badge’ voor de deelnemers en participanten en de Lee Hart’s 6502 40th Anniversary Computer Badge is hier een voorbeeld van.

De badge is een volledig werkende 6502-computer, met RAM, ROM, LED-display, seriële poort en ingebouwde BASIC. Het is volledig gebouwd met vintage technologie; geen moderne of vervangende. Sluit hem aan op een terminal of computer, laad een bericht en de badge schuift het over het LED-display. Of pronk met uw BASIC- of machinetaalexpertise door uw eigen programma’s te schrijven om iets echt spectaculairs te doen!

Externe link

Hugo Gernsback’s 1934 Official Short Wave Radio Manual Complete Experimenter’s Set-Building and Servicing Guide

Een officiële gids met alle op dat moment bekende radiobuis-schakelingen voor het maken van kortegolfontvangers én -zenders. Deze gids moet wereldwijd een kentering hebben aangebracht in de productie van radiotoestellen en van invloed zijn geweest op het leven en werken van ontelbare mensen. Om het belang van deze publicatie te benadrukken werd deze in 1987 in ongewijzigde vorm opnieuw uitgebracht, met als toevoeging een verhandeling en vergelijking over het gebruik van transistoren.

De ‘manual’ bevat vooral veel schakelingen voor ontvangers en zenders. Meestal opgebouwd uit een radiobuis en bijbehorende ontvangstspoelen en met veel foto’s en werkbeschrijvingen aangevuld. Het is een geschiedenisboek die zich vooral door de technische lezer laat verslinden. Ik vind het boek, ondanks het feit dat veel van de schakelingen ondertussen door de tijd zijn achterhaald, fantastisch om door te bladeren. Veel van de schakelingen zijn op dat moment het neusje van de zalm op het gebied van innovatie en technische know-how en je kunt niet veel anders dan respect hebben voor deze mate van gedetailleerde publicatie. Ik vind de toevoeging van de pagina’s over transistoren (duidelijk herkenbaar als toevoeging door de afwijkende plaatsing van het paginanummer) een welkome aanvulling, omdat er moeite voor is gedaan buizenschakelingen en transistorschakelingen met elkaar in overeenstemming te brengen.

People’s Computer Company’s Dr. Dobb’s Journal’s Tiny BASIC

De magie van een goede programmeertaal zit verscholen in de eenvoud waarmee een bepaald idee kan worden uitgedrukt. Processor-assembleertaal is complex, krachtig en moeilijk om te leren gebruiken. Om een programmeertaal in de beginjaren van de thuiscomputers te laten landen moest deze niet alleen ‘goed’ zijn, maar als programma ook nog passen binnen de toenmalige beperkingen op het gebied van opslag, verwerkingssnelheid en werkgeheugen (RAM). De Tiny BASIC programmeertaal, als concept voor het eerst voorgesteld door Dennis Allison in het septembernummer van People’s Computer Company’s Dr. Dobb’s Journal, voldeed aan die eisen. De Journal begon net met publiceren en had als doel te dienen als referentiewerk; publicatie van een programmeertaal paste fabelhaft in dat concept. Tiny BASIC was op het moment van publiceren nog geen programmeertaal met een wijde beschikbaarheid voor de diversiteit aan computerhardware in die tijd: van de lezers van het blad werd de bovengemiddelde inspanning verwacht om Tiny BASIC zélf voor de eigen hardware te implementeren. Diverse codevoorbeelden en implementatierichtlijnen hielpen daar echter bij en Tiny BASIC kwam je daarna in heel veel varianten tegen.

De eigenschappen van de voorgestelde Tiny BASIC waren als volgt:

  • Alleen 8-bit (of 16-bit) integerberekeningen in het bereik -128 tot +127 of -32768 tot +32767
  • 26 variabelen met namen A, B, C, D, .. , Y, Z
  • De RND functie
  • 7 BASIC statements: INPUT, PRINT, LET, GOTO, IF, GOSUB, RETURN
  • Strings alleen als parameter voor PRINT

Hoewel de uitrusting van Tiny BASIC beperkt lijkt, viel dat in het licht van de hardwaremogelijkheden van de computers in de jaren ’70 nog reuze mee en ook zonder later geïntroduceerde toeters en bellen waren complexe programma’s mogelijk. Met INPUT was het mogelijk om invoer van een gebruiker te vragen (beperkt tot geen input, of een geheel getal). Met LET konden alle mogelijke berekeningen worden uitgevoerd – expressies geëvalueerd – zolang de uitkomsten maar beperkt bleven tot gehele getallen. En met PRINT konden de antwoorden op het scherm worden getoverd. Vorwaardelijke verwerking werd mogelijk met IF en grotere programma’s konden gebruik maken van routines met GOSUB en RETURN. Tiny BASIC was dan ook een instant succes.

In de latere jaren kwam je Tiny BASIC in allerlei vormen en onder diverse namen tegen. Laatst zag ik een implementatie op een Arduino, die een listing op een miniatuur OLED scherm toonde. En het stond de programmeurs vrij om zelf uitbreidingen aan de taal te maken, bijvoorbeeld door functies toe te voegen voor wiskundige berekeningen, of specifieke hardware of I/O uitbreidingen. Succes verzekerd.

De basis Tiny BASIC instructies zijn voldoende voor ieder denkbaar programma die binnen de beperkingen van geheugen en integerberekeningen moet werken. Met de combinatie van IF en GOTO waren ook herhalingen mogelijk:

100 LET L = 0
110 PRINT "IN THE LOOP", L
120 LET L = L + 1
130 IF L < 10 THEN GOTO 110
140 PRINT "OUT OF THE LOOP"

In latere Tiny BASIC versies werd zonder uitzondering de FOR .. TO .. NEXT constructie toegevoegd, zodat de code hierboven herschreven kon worden als:

100 FOR L = 0 TO 9
110 PRINT "IN THE LOOP", L
130 NEXT L
140 PRINT "OUT OF THE LOOP"

Omdat de Tiny BASIC programmeertaal maar weinig woorden kent en deze woorden toch al als enkele ’token’ in het geheugen van de computer werden opgeslagen, zochten veel computerbouwers naar manieren om met een enkele toets een geheel BASIC woord in te kunnen voeren. Hieronder een voorbeeld van de toetsenbord-layout voor de Tiny BASIC implementatie op de Micro-Professor MPF-1, wat gezien de aanwezigheid van FOR .. TO .. NEXT al een meer uitgebreide versie betreft. De commando’s SAVE, CONT, LIST, NEW, LOAD, RUN en ENTER zijn geen programmeerinstructies, maar middelen om programma’s in z’n geheel te laden van of bewaren op cassetteband, een programma te starten, te ‘listen’, of een afgebroken programma te hervatten.

Externe links

Omega’s dress watch

Er is een categorie horloges die handig past bij het dragen van een overhemd en colbert. Het soort horloge dat niet veel toeters en bellen (‘complicaties’) heeft, klein en dun is zodat het onder het manchet van een overhemd wegvalt, van mooi maar niet te opzichtig materiaal is gemaakt en dat een bepaalde zuinige en zakelijke uitstraling heeft. Die categorie wordt ‘dress watch’ of ‘suit watch’ genoemd en bij gebrek aan Nederlandse vertaling wellicht het best als ‘gekleed polsklokje’ beschreven kan worden. Ieder merk horloge, van Casio en Swatch tot Rolex en Cartier hebben in deze categorie diverse modellen beschikbaar, met per jaar meestal nieuwe trends en uitvoeringen.

Omega, het in Zwitserland gevestigde horlogemerk, bestaat sinds 1850 en opereert sinds 1950 als exclusief en luxe merk dat ieder jaar opnieuw nieuwe innovatieve en trendbepalende modellen presenteert. Verzamelaars kennen veel waarde toe aan de oudere Omega horlogemodellen omdat deze tijdloze stijl combineren met vooruitstrevende techniek en mede daarom als goede investering worden gezien. Omega was één van de eerste merken met een led-horloge maar staat vooral bekend om haar analoge wijzerplaat-uurwerken die in roestvrijstaal, brons en massief goud worden uitgevoerd, waarbij de meeste modellen na 1965 waterdicht zijn. De prijzen van nieuwe én gebruikte Omega horloges lopen van enkele honderden euros tot in extreme gevallen tienduizend of meer. Gebruikte, soms als nieuw uitziende maar evenvaak volledig afgedragen klokjes zijn immer populair en laten we eerlijk zijn: wie wil niet zo’n mooi (al dan niet bekrast en bebutst) horloge om zijn of haar pols.

Terry Nation’s Blake’s 7

Kostuumdrama’s spelen zich af in een andere wereld, in een andere tijd. In het geval van het science fiction genre is die tijd de toekomst en de andere wereld een andere planeet, of een onherkenbare Aarde. De televisieserie Blake’s 7 werd voor de BBC ontwikkeld door Terry Nation, een gevestigde science fiction producent die ondermeer eerder de televisieserie Survivors en diverse afleveringen van Doctor Who had geschreven. Blake’s 7 hing door het lage budget van foamboard en arcylverf aan elkaar, maar de veelal dramatische verhaallijnen waren solide en de personages goedgekleed, uitgediept en intrigerend.

Blake’s 7 werd in 25 landen aangeboden en bevatte verhaallijnen per aflevering, per personage en over de seizoenen heen. De serie bevatte een goed volume aan ruimteschepen, robotten, galactische keizerrijken en buitenaardsen. De geschetste toekomstbeelden waren vaak dystopisch en zwartgallig, maar de personages wisten voldoende humor in de serie in te brengen om het geheel een bepaalde mate van luchtigheid te geven. De ondersteunende synthesizer-geluidseffecten zijn me nog lang bijgebleven.

Bij een echte fan van de serie mag de verzameldoos met DVD’s niet ontbreken

In de eerste aflevering leren we Roj Blake kennen die in contact komt met een groep vrijheidsstrijders die nog geen 10 minuten later in de aflevering allemaal worden vermoord door de Federatie. Blake wordt als enige overlevende berecht en gedeporteerd naar een buitenplaneet genaamd Cygnus-A. Op weg daarnaartoe leert hij medegevangenen Vila, Gan, Jenna en Avon kennen. Samen saboteren ze het gevangenisschip waarin ze worden getransporteerd en net als ze overtuigd zijn van hun succes wordt hun opstand de kop ingedrukt. Het gevangenisschip komt onderweg een enorm afgedreven supermodern en zo te zien verlaten ruimteschip tegen dat zich echter met dodelijke kracht verdedigt tegen aanmeren door het gevangenisschip. Blake, Jenna en Avon worden ingezet om het schip te bergen en in een onverwachte plotwending nemen zij bezit van het verlaten ruimteschip, dat vele foefjes en handige vindingen bevat, waaronder een fenomenaal krachtige aandrijving en een eigenwijze maar slimme navigatiecomputer genaamd Zen die de schipsnaam Liberator uit Jenna’s gedachten haalt. Blake experimenteert met het transportsysteem en landt op Cygnus-A, De resterende gevangenen zijn ondertussen onderworpen aan een lokale cult en de meesten willen niet meer van de gevangenisplaneet ontsnappen, op Vila en Gan na die meekomen naar de Liberator. Aan het einde van aflevering drie laat Blake de Liberator van de achtervolginsschepen van de Federatie wegvliegen om het schip en haar mogelijkheden grondig te leren kennen.

In 1978, het verschijningsjaar van Blake’s 7, hadden kijkers van de serie geen computer in huis. Ze hadden geen kijk op computertechnieken die later gemeengoed werden. Met wat gekleurde accukabels, geluidseffecten bij het (handmatig!) openen en sluiten van deuren en wat vierkante bedieningsknoppen waarop door de acteurs met willekeurige bewegingen werd gedrukt kwam de serie een heel eind in de illusie van een toekomstbeeld dat door technologie werd gestuurd. Met een 2022 consumentenoog lijken de meer alledaagse vindingen zoals videocamera’s en telefonie chromelijk achterhaald. De navigatiecomputer Zen heeft echter verrassend veel weg van een 1978-implementatie van Siri.

Sony’s ICF-SW1 wereldontvanger

Wereldradio’s, of multibandontvangers, zijn er altijd te kust en te keur geweest. De Sony ICF-SW1 is niet alleen bijzonder in deze categorie vanwege zijn compact formaat en eenvoudig uiterlijk, maar ook vanwege de het feit dat er met het apparaat alle in gebruik zijnde FM frequenties van 76 – 108 MHz en alle AM frequenties van 150 – 29.999 kHz zonder enige onderbreking ontvangen kunnen worden. En dan hebben we het hardplastic koffertje met wereldvoeding, oortelefoons en buitenantenne-met-antenne-verleng-kabel nog niet genoemd.

De Sony ICF-SW1 is een miniatuur langegolf (150 – 300 kHz), middengolf (300 – 3.000 kHz) en kortegolf (3.000 – 30.000 kHz) ontvanger die zowel AM- als FM signalen hoorbaar maakt. Het ontvangbaar bereik is zo goed als de volledige frequentieband, met kleine omissies aan de onderkant van de lange golf (3 – 150 kHz) en aan de bovenkant van de korte golf (30.000 – 76.000 kHz en 108.000 – 300.000 kHz) waar militaire communicatie plaatsvindt. Het toestel werd vanaf 1988 geproduceerd. Door het compacte formaat en beperkingsloos ontvangstbereik werd de ontvanger naar verluid ook door spionnen en agenten gebruikt voor het afluisteren van geheime transmissies, hoewel de ontbrekende frequentiebereiken dat iets onwaarschijnlijker maakt. De radio werd waarschijnlijk het meest door reizende en camperende consumenten gebruikt die er de wereldnieuwsstatons van ondermeer de BBC mee luisterden. De meegeleverde lange staafantenne kon in dat geval buiten de tent worden geplaatst, waarbij de uitrolbare aansluitkabel netjes naar binnen kon worden geleid. Hoewel de radio een enkele luidspreker aan boord heeft en daarmee mono geluid weergeeft, kunnen FM uitzendingen in stereo met de meegeleverde oortelefoons worden geluisterd. Met een schuifschakelaar kan de klankkleur worden geregeld.

De ICF-SW1 werd geleverd in een koffer op A4 formaat, met hierin ruimte voor de ontvanger, een externe antenne, een voeding geschikt voor diverse landen, de oortelefoons en de handelingen. Een slimme keus, want de ICF-SW1 is typisch een apparaat dat je af en toe wilt gebruiken en dan alle accessoires bij de hand wilt hebben, terwijl als de boel is opgeborgen de stevige koffer langdurig de inhoud zal beschermen.

Ik heb een cosmetisch als nieuw uitziende kit voor een paar tientjes van eBay kunnen sourcen. Erg blij mee: de radio ziet eruit alsof -ie nog nooit is gebruikt en ik verwacht er veel gebruik van te maken als bureauradio. Maar hij doet het niet meer: in plaats van mooi geluid komt er een ratelend geluid als van een defecte brandmelder vanaf. Er klinkt nog wel iets van geluid doorheen, maar het stoorgeluid is dat: storend. Verklaart de lage prijs en het label ‘just for parts’ die de verkoper bij de aanbieding had staan. Het geluidsprobleem doet aan als iets met condensatoren en een vlugge zoektocht levert inderdaad op dat lekkende condensatoren een bekend probleem zijn van deze radio. Moet te fixen zijn.

Basisprint met defecte condensatoren weergegeven
  • 1 x 33 µF/4V radiaal SMD (C608, koppeling DC-DC circuit met audio eindversterkercircuit)
  • 2 x 47 µF/4V radiaal SMD (C426 en C431, onderdelen van het FM decodeercircuit)
  • 1 x 100 µF/4V radiaal SMD (C607, koppeling DC-DC circuit met audio eindversterkercircuit)
  • 2 x 220 µF/4V radiaal SMD (C420, koppeling ontvangercircuit en FM decodeercircuit en C613, koppeling DC-DC circuit met audio eindversterkercircuit)

Externe links

Philips’ HL 3695 vertaal-machine

De Philips HL 3695 vertaal-machine is een apparaat waarmee woorden van de ene taal in een andere kunnen worden vertaald. De beschikbare talen zijn Nederlands, Duits, Frans, Engels, Noors, Spaans, Italiaans, Japans en Arabisch, met in elke taal 3000 woorden, waarvan 3 talen tegelijk in het apparaat kunnen worden geplaatst. De talen komen elk in een kunststof blokje die separaat werden verkocht. De vier AA-batterijen kunnen het apparaat een paar uur van stroom voorzien, maar het apparaat is snel aan- en uit te zetten waardoor de gebruiksduur fors kan worden verlengd.

Hoogspanningsdisplays werden in de jaren ’80 veelvuldig gebruikt in consumentenelektronica, maar minder in draagbare apparaten omdat de stroomverzorging ingewikkeld was met spanningen die hoger waren dan de voedingsspanning, complexe aansturing en een fors verbruik. De vertaal-machine (hij werd door Philips niet ‘computer’ genoemd) kwam misschien met het stroomverbruik weg omdat de theorie wellicht was dat het apparaat voor iedere vertaling zou worden aangezet en na gebruik weer uit. Een grote rode led aan de voorkant zorgde ervoor dat de gebruiker het uitschakelen niet zou vergeten. Er kan worden geschakeld tussen alkaline- en oplaadbare nikkel-cadmium batterijen maar ook het gebruik van een netadapter is mogelijk,

16 tekens ‘Vacuum Florescent Display’. De tekens zijn veelzijdiger dan de 7-segments displays die we van vroegere rekenmachines kennen, maar hebben niet de mogelijkheden van de displays die zijn voorzien van individueel aanstuurbare beeldpunten

Het display bevat 16 tekens en een woord kan in de eerste van de geplaatste talen worden ingevoerd en (indien beschikbaar) in één van de andere twee talen worden weergegeven. Enkele veelgebruikte zinnen zijn in iedere taal beschikbaar en berekeningen zijn, met wat goede wil van de gebruiker, mogelijk, zij het niet met een snelheid of nauwkeurigheid die je van een rekenmachine zou verwachten. Speciale features zijn ondermeer het tonen van de gehele inhoud van de woordlijst in één van de geplaatste talen naar keuze en het tonen van een kort lijstje met veelgebruikte zinnen. Naar huidige maatstaven bevat het apparaat beperkte functionaliteit: de totale woordenlijst past waarschijnlijk op een paar A4’tjes en legitimeert de vraag waarom geen boekje met woorden mee te nemen.

De Philips HL 3695 bevatte aan de binnenkant geen kenmerkende Philips onderdelen, terwijl Philips in die tijdsperiode zelf veel van de onderdelen, zoals de gebruikte TTL chips, zelf produceerde. Het apparaat is dan ook niet door Philips ontwikkeld of geproduceerd, maar een rebatch van de M100 van het Amerikaanse Craig. Het ontwikkeltraject van dit apparaat is terug te herleiden naar de inspanningen van één enkele individu:

In 1978 richtte uitvinder en ondernemer Ron Gordon het bedrijf Friends Amis, Inc. op en patenteerde een meertalige vertaler genaamd het Ami LANGUAGE System. Het ontwerp van dit apparaat was gebaseerd op een 8-bit Mostek MK3870-microcontroller met 2K intern programmageheugen en door de gebruiker verwisselbare taalmodules. Het systeem van apparaat en verwisselbare modules werd in de VS verkocht door de in Californië gevestigde elektronicafabrikant Craig, terwijl Friends Amis de binnenkant van het apparaat produceerde en de eindmontage deed. De vertaler werd in 1979 op de markt gebracht als een ‘Translator & Information Center’ en in andere landen waren rebatches beschikbaar, zoals onze Philips HL 3695 vertaal-machine en in Duitsland de MBO Pocket-Computer. Gordon suggereerde dat er 300.000 microcontrollers werden ingekocht om de vertalers te produceren.

Het Ami LANGUAGE System en de M100 en rebatches waren een noviteit in die zin dat ze niet programmeerbaar waren, maar nog steeds een volledig capabele computer, beeldscherm en toetsenbord bevatten. Daarin zag het Japanse Matsushita Electric Industrial Co. kansen voor een product dat toen nog niet bestond: een computer die enkele, zo niet de meeste, toeters en bellen had van een grote computer, maar draagbaar was en op batterijen werkte. Het moet klein en programmeerbaar zijn, connectiviteit hebben en een volledig qwerty-toetsenbord bevatten. Gordon’s Friends Amis ontwierp ook deze eerste Hand Held Computer (HHC) die Matsushita in 1981 op de markt bracht en produceerde.

Wikipedia (artikel geschreven door Rudi Niemeijer van retro-lab.nl)

De HL 3695 is opgebouwd rondom een voorgeprogrammeerde Mostek MK3870 microcontroller, die in 1978 werd geïntroduceerd. De eerste microcontroller op de markt was de TMS1000 van Texas Instruments, die vanaf 1974 veelvuldig in volumeproducten zoals speelgoed werd gebruikt. Een microcontroller is een microprocessor waar de RAM en ROM zijn ingebouwd. Hiervoor vervalt de noodzaak van de data- en adresbussen en de hierdoor vrijgekomen aansluitingen kunnen voor I/O toepassingen worden gebruikt, zoals het aansturen van leds of displays en het uitlezen van schakelaars of toetsenborden. De ROM-inhoud van microcontrollers werd in eerste instantie in de fabriek meegeëtst op de chip, maar was door de opkomst van EEPROM vanaf 1987 ook door de eindklant of eindgebruiker programmeerbaar. De gebruikte MK3870 heeft 2K aan ROM waarin de programmatuur voor het uitlezen van het toetsenbord, het aansturen van het beeldscherm, het inlezen van de taalmodules en het tonen van de juiste vertaling op basis van de invoer zit opgesloten. In de vertaal-machine vinden we naast de microcontroller nog enkele andere chips die helpen bij het opbouwen van de informatie op het display. Het display bestaat uit 16 tekens van elk 15 segmenten (inclusief de decimale punt).

BehuizingType aanduidingFabrikantOmschrijvingDatumcode
DIP40SL90200 / MK3870Mostek8-bit general purpose microcontroller with 2K mask-programmable ROM7944
DIP28DS8881NNational SemiconductorVacuum fluorescent display driver7945
DIP18CDP1824CERCACMOS 64-Word x 8-Bit Static RAM7941
DIP1674LS156NRAYCDual 2-line to 4-line decoders / demultiplexers7937
DIP18 (2x)DI 514-38014 (?)
Geïntegreerde circuits in de HL 3695 vertaal-machine

A review [..] in Personal Computer World magazine (Dec 1979) [..] indicates that the [Craig M100] is based on the [Mostek MK3870 microcontroller], where the on-chip ROM was crucial – Brainbank/Craig designer Ron Gordon told PCW he chose the chip “because it was the only one with 2K bytes at the time we made the choice.” He claimed his company, Friends Amis, had “three-quarters of the 400,000 unit world market for 1979.”

Simon N. Goodwin

Externe links

Milton Bradley’s Zeeslag per computer

Zeeslag (‘Battleship’) is een oeroud spel voor twee spelers dat oorspronkelijk op papier werd gespeeld. Beide spelers hadden twee velden met hokjes, vaak 10×10, waarin ze hun eigen ‘schepen’ en de slagen van de tegenstander, en de waarschijnlijke plaatsing van de schepen van de tegenstander en de eigen slagen op de schepen van de tegenstander, bijhielden. De oorsprong van het spel is niet helemaal duidelijk, maar naar verluidt werd het al rond 1900 in één of andere vorm gespeeld. Hoewel er eerdere versies van het spel in herbruikbare vorm werden uitgebracht, was de kunststof set van Milton Bradley in 1967 de eerste met pennetjes en losse schepen. In 1977 bracht Milton Bradley een elektronische versie van het spel op de markt waarbij verschillende posities van schepen al waren voorgeprogrammeerd in een COP400, een 4-bits microcontroller van National Semiconductor.

Hoewel de buitenkant van het spel er ook in 2022 nog interessant uitziet, is de binnenkant voor de elektronica-archeoloog veel interessanter. Een printplaat uit geperst karton bevat zowel de microcontroller, als de metalen rail en bussen die samen met beweegbare delen van de behuizing voor de stevige schuifknoppen zorgen waarmee het spel jarenlang kon worden bediend. In de wetenschap dat de microcontroller, eerste van een generatie, niet veel rekenkracht kan hebben is het des te indrukwekkender dat er spelbediening, schipposities, geluid en sensoriek kon worden gecombineerd.

Printplaat met de COP400 microcontroller, deze versie uit 1988

Externe links

Philips’ LOX 90 T transistorradio

“Transistor Seven” zegt veel over uit welk jaar de reclame van een product komt: niemand zal je tegenwoordig nog vertellen hoeveel transistoren er in je radio zitten maar in 1963 was het woord ’transistor’ even magisch als in de jaren ’70 het woord ’turbo’ en in 2021 de kreet ‘4K’. En er moesten wat motiverende geluiden en magische handbewegingen gemaakt worden, want de Philips LOX 90 T ging in 1963 voor 149 gulden over de toonbank, een omgerekende 500 u-leest-het-goed euro in 2021. Maar voor dat bedrag kreeg je dan ook het neusje van de zalm op het gebied van technische innovatie, stijlvol uitgeleverd in een Italiaans aandoend lederen koffertje en voorzien van een handleiding in vier verschillende talen!

Deze Philips draagbare radio, want dat was het met afmetingen 14 x 8 x 3 cm, moet een instant-hit zijn geweest bij de vaders van gegoede gezinnen, die het apparaat bij familiebijeenkomsten voor het aanwezige publiek konden demonstreerden, misschien onderwijl aan een pijp lurkend en vertellend over de radiostations uit die tijd en het nieuws dat hiermee kon worden gevolgd. De mono geluidskwaliteit was prima, omdat 4 van eerder genoemde transistoren in gebruik waren in het audio circuit dat eindigde in een relatief zware 6,4 centimeter luidspreker. De overige 3 transistoren hadden de functie om een deel van de LF en MF ontvangstband geschikt te maken voor menselijke oren. En met ferrit-antenne, omwikkeld met een paar honderd meter koperdraad, wat weerstanden en condensatoren en een nog een extra OA 85 germaniumdiode hebben we het hele circuit beschreven.

Philips LOX 90 T schematische weergave uit de servicehandleiding

De transistoren in kwestie waren van verschillende OC-types, een type-aanduiding van Philips. Je kocht een enkele transistor voor enkele guldens en de transistoren kwam individueel verpakt in een kartonnen doosje, zoals dat ook bij radiobuizen gebruikelijk was. De 7 in de radio gebruikte transistoren waren de OC 44, OC 45, OC 71 en OC 72, zoals te zien is in het schema uit de servicehandleiding.

Creative Technology’s Sound Blaster

Toen de IBM PC in 1981 op de markt kwam had deze hele beperkte geluidsmogelijkheden. Een ingebouwde luidspreker produceerde een luide ‘piep’ bij het opstarten en softwaretoepassingen maakten hier gebruik van om de gebruiker alert te maken op bijzondere situaties. De enkele ‘piep’ was echter niet opgewassen tegen de geluidsmogelijkheden van de meer geavanceerde home computers zoals de Commodore Amiga of de spelcomputers die in die tijd populair waren. Verschillende fabrikanten sprongen in dit vacuum met interne en externe geluidsoplossingen die op verschillende technieken waren gebaseerd, van externe digitaal-analoogomzetters die via de parallelle poort werkten, tot uitbreidingskaarten met speciale FM-synthesischips zoals de AdLib. Geen van de oplossingen had een groot marktaandeel of grootschalige softwareondersteuning. Deze situatie veranderde echter voor het grote publiek definitief met de Sound Blaster uitbreidingskaart voor de IBM PC, waar Microsoft de ‘Multimedia PC’ standaard op zou baseren die vanaf dat moment als standaard zou gaan gelden.

De Sound Blaster 1.0 had een 11-stemmige FM-synthesizer die gebruik maakte van de Yamaha YM3812-chip, ook bekend als OPL2. Creative gebruikte het acroniem “DSP” om het digitale audiogedeelte van de Sound Blaster aan te duiden, dat bestond uit een eenvoudige microcontroller uit de Intel MCS-51-familie.

PTT Radiocontroledienst’s MARC

Mensen hebben al sinds mensenheugenis de behoefte gehad om met elkaar over afstanden te communiceren: rooksignalen, semafoorvlaggen, briefpost, telegram, telefoon en tegenwoordig, via de smartphone, mobiel internet. Honderden manieren om berichten tussen individuen en groepen uit te wisselen zijn de revue gepasseerd en in de jaren ’70 van de vorige eeuw speelde radiocommunicatie hierin een grote rol. De meest populaire technieken waren gebaseerd op spraakoverdracht via ‘de ether’ en de 11-meterband (zo’n 27 MHz) was ruim vertegenwoordigd.

Van een afstandje is radiocommunicatie via de ether een eenvoudig en effectief mechanisme waaraan de deelnemers al met beperkte middelen kunnen deelnemen: een zendontvanger met ingebouwde luidspreker en microfoon, gekoppeld met een eenvoudige antenne is voldoende om in contact te treden met de mensen met soortgelijke apparatuur uit de directe omgeving. De afstand die overbrugd kan worden is in beginsel beperkt: van enkele honderden meters tot enkele kilometers is een haalbaar bereik, maar alle grotere afstanden vereisen speciale voorzieningen.

Mobiele telefonie kwam pas in de jaren ’90 op gang en mobiel internet was voor velen niet eerder dan rond 2010 beschikbaar. Telefonie was populair maar kostbaar en niet voor mobiele toepassingen, in het veld of in de auto, geschikt. Radiofonie was daarom de voor de hand liggende en meest populaire manier om met het thuisfront, of tussen huizen onderling, te communiceren. De hiervoor gebruikte apparatuur was meestal bedoeld voor de 11-meterband, ook wel ‘27MC’ genoemd. Hoewel radiocommunicatie in de beginjaren vooral door overheidsregulatie aan banden was gelegd was het gebruik van de 27MC frequentieband uiteindelijk vrij voor een ieder die hiervan gebruik wilde maken, hoewel er eisen aan de apparatuur werden gesteld om storingen te voorkomen. De bandbreedte was maximaal 10 kHz en de 11-meterband is dan ook opgedeeld in frequentiebereiken met deze onderlinge afstand. Deze bereiken worden ‘kanalen’ genoemd, zo ligt de afstemfrequentie van kanaal 1 op 26,965 MHz en kanaal 14 op 27,125 MHz. De 40 hiermee gevormde kanalen mogen op allerlei verschillende manieren worden gebruikt: FM, AM en SSB. De apparaten mogen maximaal 4 Watt zendvermogen bezitten.

De gebruikte apparatuur is in grote lijnen in drie groepen te verdelen: vaste basisstations, zendontvangers voor voertuigen en volledig mobiele apparatuur. De zendontvangers voor voertuigen maken gebruik van de 12 of 24 volt beschikbaar in voertuigen en de mobiele apparaten hadden vaak 8 penlight batterijen. Alle apparaten hebben hetzelfde maximale zendvermogen maar de gebruikte antenne’s zijn voor de drie groepen verschillend zodat de behaalde afstanden uiteen lopen.

De wetgeving rondom het gebruik van de 11-meterband is in Nederland aan verschuiving onderhavig geweest. De 27MC was in de jaren ’60 in eerste instantie een Amerikaans gebruik die vooral bij vrachtwagenchauffeurs in zwang was. Gepopulariseerd via muziek en speelfilms als Convoy werd ook in Nederland een lobby opgezet voor het legaliseren van de FM-gemoduleerde 27MC ‘bakkies’. In 1980 werd 0,5 Watt over 22 kanalen toegestaan onder het label ‘MARC’: Machtigingsregeling Algemene Radiocommunicatie. Voor 35 gulden per jaar kon iedere Nederlander zich ‘inkopen’ in de radiocommunicatie over 27MC. Het tokkelen (een verbastering van het Engelse ‘talking’) werd een immens populaire hobby wat ervoor zorgde dat het aantal kanalen in 1982 tot 40 werd uitgebreid en het toegestane vermogen tot 4 Watt.

Door de opkomst van GSM viel de de noodzaak van mobiele radiocommunicatie weg en sinds de opkomst van internet verviel ook de hobbywaarde van radiocommunicatie. Voor de specifieke gevallen dat radiocommunicatie een betere oplossing is dan GSM of internet is er een opvolger voor 27MC, genaamd PMR466 ontwikkeld dat speciaal voor kleine, handzame mobiele apparaten is ontwikkeld met een reikwijdte van tussen de enkele honderden meters tot enkele kilometers. De standaard is wereldwijd uitgerold en de apparatuur kan licentievrij worden gebruikt.

Julien van Remoortere’s Science Fiction Jeugdomnibus met 3 Jan Monter verhalen

Jan Monter is een hoofdfiguur uit de verbeelding van Piet Mortelman, een pseudoniem van Julien van Remoortere. Jan beleeft in de toekomst avonturen die al snel zijn woonplaats, en planeet, voorbij streven. Het eerste Jan Monter verhaal, Jan Monter en de asteroïde, zag in 1960 het licht en was voor die tijd vooruitstrevend en rasechte ‘science fiction’. In de jaren daarna schreef ‘Piet’ nog verschillende Jan Monter boeken, waarbij de Jeugdomnibus uit 1972 een drietal populaire verhalen inéén bundelde.

In het eerste verhaal van de omnibus, Jan Monter en het asteroïde-mysterie, maken we kennis met Jan Monter, een tiener wiens familie verbonden is aan het leger, de wetenschap en ruimtevaart, allemaal vanuit een Nederland in de nabije toekomst. Het is grappig om vanuit het heden terug te kijken op een verhaal dat in 1960 met een blik in de toekomst is geschreven: familie, huis en haard zijn herkenbaar jaren ’60, maar de toekomstelementen zijn kwistig gestrooid met aannames (‘raketbrommer’) die in die tijd aannemelijk voor de toekomst klonken. De omnibus bevat verder de verhalen Jan Monter en de Jupiterianen en Jan Monter detective.

Felix Thijssen’s Pion

Felix Thijssen is een bekende Nederlandse schrijver van een keur aan thrillers, waaronder de Charlie Mann serie met werken als Wildschut en Koud spoor. Bij mij is Felix Thijssen echter veel bekender als science fiction schrijver van De spelers van Magelhaen en Pion. Ik kan het aantal keren dat ik Arne Sterzon via Siro’s eiland naar de ruimte ben gevolgd niet eens tellen, laat staan het aantal keren dat ik met de Wageningse biowetenschap heb meegeleefd in wat de laatste uren van de mensheid hadden kunnen zijn. Boeken met deze mate van ambitie en allure worden niet vaak in het Nederlands geschreven.

In Pion volgen we verschillende hoofdpersonen in hun dagelijkse activiteiten terwijl ze geconfronteerd worden met een plotselinge, drastische afname van de zuurstofvoorraad op aarde. Terwijl de nood wereldwijd epische proporties aanneemt verhuizen enkele van de hoofdpersonen een grote kas in waar nog zuurstof is en de planten goed gedijen, in tegenstelling tot bomen en planten buiten de kas. Terwijl internationale wetenschappers verwoed bezig zijn met het oplossen van het zuurstoftekort zijn er diverse post-apocalyptische confrontaties die je de pagina’s van het boek in een hoog tempo laten omslaan. Hoewel de ontknoping zich ruim van de voren doet aankondigen is de verhaling hiervan feilloos uitgevoerd en laat je (iedere keer weer) verbluft.

Hoewel het geheel van het boek een onwaarschijnlijke situatie en uitkomst tekent is het verhaal krachtig opgebouwd met herkenbare en geloofwaardige personages, gebeurtenissen en interessante plotten en wendingen. Ook na ruim 40 jaar heeft het boek nog niets aan leesbaarheid ingeboet.

Externe links

John Vermeulen’s De Binaire Joker

Van alle boeken die John Vermeulen heeft geschreven is de omslag van De Binaire Joker het minst tot de verbeelding sprekend. Maar van al die verhalen is De Binaire Joker het meest fantastische concept, goed uitgewerkt met een keur aan passende karakters en een spannend verhaal dat ook in 2022 op geen enkele manier misplaatst zou zijn. Het verhaal kent bijzondere vondsten en de belangrijkste ingrediënten, langdurende ruimtereizen, AI en intermenselijke relaties, houden ook in de moderne tijd prima stand.

Als jongeling last ik De Binaire Joker, een in eerste instantie nietszeggende titel, met groeiend enthousiasme en ik heb het boek in de afgelopen veertig jaar meerdere malen opnieuw ter hand genomen. Het verhaal vertelt over de bemanning van een ruimteschip dat een geluidssignaal ontvangt. De planeet waar het signaal van afkomstig is blijkt een landbouwplaneet en de plaatselijke landbouwer komt van een buurplaneet kijken wat er met zijn plantjes gebeurt. De landbouwer blijkt een ‘buitenaardse’ die in het geheel geen overeenkomsten met de mens heeft en een conflict kan niet uitblijven. De relatie tussen de gezagvoerder en de bemanning, de bemanning onderling en de bemanning met de piloot, een intelligente computer met een groeiend gevoel voor humor, speelt een grote rol bij het ontvouwen van het verhaal en tot de laatste pagina blijft het spannend en interessant om te lezen hoe de relaties worden gevormd en de conflicten opgelost.