John Vermeulen’s De Binaire Joker (1979)

Van alle boeken die John Vermeulen heeft geschreven is de omslag van De Binaire Joker het minst tot de verbeelding sprekend. Maar van al die verhalen is De Binaire Joker het meest fantastische concept, goed uitgewerkt met een keur aan passende karakters en een spannend verhaal dat ook in 2022 op geen enkele manier misplaatst zou zijn. Het verhaal kent bijzondere vondsten en de belangrijkste ingrediënten, langdurende ruimtereizen, AI en intermenselijke relaties, houden ook in de moderne tijd prima stand.

Als jongeling last ik De Binaire Joker, een in eerste instantie nietszeggende titel, met groeiend enthousiasme en ik heb het boek in de afgelopen veertig jaar meerdere malen opnieuw ter hand genomen. Het verhaal vertelt over de bemanning van een ruimteschip dat een geluidssignaal ontvangt. De planeet waar het signaal van afkomstig is blijkt een landbouwplaneet en de plaatselijke landbouwer komt van een buurplaneet kijken wat er met zijn plantjes gebeurt. De landbouwer blijkt een ‘buitenaardse’ die in het geheel geen overeenkomsten met de mens heeft en een conflict kan niet uitblijven. De relatie tussen de gezagvoerder en de bemanning, de bemanning onderling en de bemanning met de piloot, een intelligente computer met een groeiend gevoel voor humor, speelt een grote rol bij het ontvouwen van het verhaal en tot de laatste pagina blijft het spannend en interessant om te lezen hoe de relaties worden gevormd en de conflicten opgelost.

Jukka Setälä’s Fatboy (1998)

Het Nederlandse merk Fatboy verkoopt comfortproducten over de hele wereld maar staat nog steeds vooral bekend om de iconische Fatboy zitzak. Hoewel de zitzak door het Nederlandse Fatboy wordt verkocht is het geen oorspronkelijke Nederlandse vinding: de Finse Jukka Setälä ontwierp de met piepschuim balletjes gevulde zitzak in 1998 en verkocht het alleenrecht aan de Nederlander Alex Bergman, die er in 2003 een bedrijf omheen oprichtte en de zitzak uitbouwde tot een breed assortiment van lifestyle producten.

Jukka Setälä is een Finse intereurontwerper die voornamelijk als freelancer diverse meubelstukken en lampen heeft ontworpen. Zijn beroemdste ontwerp is echter zonder twijfel de Fatboy the Original, waarvan hij het ontwerp in 2003 aan Alex Bergman zou verkopen. Setälä baseerde het ontwerp van de Fatboy op een reeds bestaand product: de Sacco bean bag zitzak ontworpen door Piero Gatti, Cesare Paolini en Franco Teodoro en sinds 1969 geproduceerd door het Italiaanse bedrijf Zanotta. Gatti en co ontwikkelden de bean bag zitzak toen ze merkten dat hun medewerkers tijdens hun pauzes op zakken met piepschuim zaten. Setälä transformeerde de peervormige Sacco naar een rechthoekige vorm die beter in iedere inrichting past en ontwikkelde een klittenband sluiting die de piepschuimballetjes binnenhoudt maar onzichtbaar is bij normaal gebruik. Het materiaal waarvan de Fatboy the Original is gemaakt is een zware nylon stof in diverse uitbundige maar toch stijlvolle kleuren.

Texas Instruments’ 7400 TTL (1966)

Een digitale NAND poort is een schakeling met twee ingangen A en B en één uitgang Y die de wiskundige formule NIET(A EN B) representeert. De schakeling is met twee transistoren en twee weerstanden opgebouwd en gaat uit van genormaliseerde spanningswaarden op de ingangen die de logische waarden ‘1’ en ‘0’ representeren. De uitgang Y toont de NAND formule met elektronensnelheid, ongeveer de snelheid van het licht in een vacuüm. De NAND poort werd door Texas Instruments in 1966 in viervoud in een epoxy 14-pins DIL behuizing als de ‘Quadruple 2-input positive-NAND gate’ op de markt gebracht en zou de start van het digitale tijdperk inluiden.

2-input NAND gate uitgevoerd met twee transistoren en twee weerstanden

Op de routekaart naar microprocessoren zoals we die vandaag de dag kennen staan een aantal belangrijke vindingen: de halfgeleider, fotolithografie en geïntegreerde circuits, digitale elektronica en elektronische digitale logische poorten en binaire logica en de Von Neumann architectuur voor processoren die volledig met digitale elektronica is op te bouwen. De rol van Texas Instruments is hier van doorslaggevend belang geweest, met zowel de vinding voor de toepassing van fotolithografie voor de realisatie van miniatuur elektronische ‘bouwblokken’ door Jack Kilby in 1959, geïntegreerde schakelingen eveneens door Jack Kilby in 1966, de grootschalige vermarkting van digitale elektronica met de 7400-serie in 1966 en de uitvinding van de microprocessor door Gary Boone in 1971.

Digitale elektronica was in 1966 voor de meeste elektronici een onbekend fenomeen. De introductie van de 7400-reeks van digitale schakelingen in eenvoudig toepasbare en betaalbare elektronische bouwblokken was allesbepalend voor het succes van de praktische digitale elektronica. Toen ikzelf elektronica studeerde waren ‘analoge elektronica’ en ‘digitale elektronica’ twee gescheiden vakgebieden met enig, maar niet al te veel, overlap. Waren in de analoge elektronica vooral de halfgeleiders (diodes en transistoren en hun vervangingsschema’s) de belangrijkste spelers, in de digitale elektronica werkte je met Karnaugh-diagrammen en logische poorten die alleen bij de introductie ervan de transistorvervangingsschema’s bespraken. Texas Instruments was de grootste speler op het gebied van digitale IC’s en hun toepassingsgids “The TTL Data Book for Design Engineers” was het belangrijkste naslagwerk voor iedere elektrotechnisch ingenieur.

De transistorschakelingen van de vier NAND poorten van de 7400 in een geïntegreerd circuit

Digitale schakelingen ontlenen hun belangrijkheid aan de binaire logica, die in de basis uit drie eenvoudige formules bestaat waarvan de uitkomst in de vorm van ‘waarheidstabellen’ kan worden gerepresenteerd:

  • Y = A EN B
  • Y = A OF B
  • Y = NIET(A)

De drie formules kunnen worden gecombineerd tot complexere formules, zoals:

  • Y = A NIET-EN B is equivalent aan Y = NIET(A EN B)
  • Y = A X-OF B is equivalent aan Y = ( A EN NIET(B) ) OF ( NIET(A) EN B )
  • Y = A NIET-OF B is equivalent aan Y = NIET(A OF B)

Elk van de formules heeft een schemasymbool dat ervoor zorgt dat digitale schakelingen eenduidig kunnen worden ontworpen:

Schemasymbolen voor digitale bouwblokken

Texas Instruments besloot in 1966 al dit soort digitale ‘waarheden’ in de vorm van eenvoudig met elkaar te combineren geïntegreerde circuits aan de massa beschikbaar te stellen in de vorm van wat zij noemden ‘TTL chips’. TTL staat voor ‘Transistor-to-Transistor-Logic en representeert het gebruik van transistoren voor het opbouwen van digitale schakelingen voor logische ‘1’ (3-5 volt) en ‘0’ (0-1 volt) signalen.

Met de TTL IC’s kunnen complexe digitale schakelingen worden opgebouwd aan de hand van de logische formules. Een halve opteller bijvoorbeeld telt twee enkele binaire cijfers A en B op. Het heeft twee uitgangen, som (S) en overdracht (C). Het overdracht-signaal vertegenwoordigt een overloop naar het volgende cijfer van een meercijferige optelling. De waarde van de som is 2C + S. De halve opteller wordt met één XOR en één NAND poort opgebouwd, hetgeen met één 7400 TTL chip te realiseren is.

Externe links

Signetics’ 555 timer IC (1972)

Door de jaren heen hebben hobbyisten en ingenieurs diverse gebieden ontdekt waar ze een 555 timer konden gebruiken: van temperatuurmetingen tot spanningsregelingen en van timer tot tijdtoepassingen heeft dit IC bewezen een betrouwbaar bouwblok te zijn. De drie belangrijkste toepassingen: generator van blokvormige spanningen, inschakelvertraging en elektronisch schakelen worden met een handvol externe componenten bepaald en hiermee is de 555 uiterst veelzijdig gebleken.

Een 555 timer IC is een 8-pins chip met 25 transistoren, 2 diodes en 15 weerstanden die zijn toepassing vindt in timer-, oscillatie- en pulsgeneratiecircuits. Hans R. Camenzind, toen werkzaam voor Signetics Corporation, ontwierp de eerste 555 timer IC in 1971 en kwam na enkele interne reviews uit op de nu bekende 8-pins verpakking waarbij een externe weerstand en condensator voor de precieze werking en timing eigenschappen zorgt.

In 1972 begrepen ze bij Signetics al dat ze met de 555 een spectaculair product in de markt gingen zetten die nog jaren voor een substantiële meerwaarde in het elektronicaveld zou zorgen. Er werd door de afdeling vormgeving dan ook extra werk verricht om het toepassen van de 555 ook voor nieuwelingen eenvoudig en snel te maken. Speciale aandacht werd besteed aan het gebruik van logische niveau’s, een concept dat toen nog slechts enkele jaren in opkomst was en wat bij vele analoog geschoolde elektronici een eerste kennismaking zou zijn met digitale schakelingen.

Externe links

Joseph Weisbecker’s Think-a-Dot (1965)

Jaren voordat hij RCA zou overhalen om zijn toen nog in TTL chips opgebouwd processorontwerp als CDP1802 microprocessor uit te brengen was Jospeh Weisbecker zowel professioneel als in de hobbysfeer al bezig om computerconcepten voor iedereen, van kind tot volwassene, bereikbaar te maken. Dat resulteerde in 1963 in zijn Magic Spots idee, dat in 1965 als Think-a-Dot door E.S.R. op de markt zou worden gebracht en waarop Weisbecker in 1968 het patent getiteld ‘Computer-type Game and Teaching aid’ zou krijgen.

Advertentie voor Think-a-Dot in het Meccano Magazine van januari 1968

Think-a-Dot was één van de eerste computer-educatieve spellen van startup E.S.R. (het bedrijf zou eerst Electronic Systems Research gaan heten maar de oprichters kwamen er te laat achter dat die naam al bestond) en kwam in 1966 op de markt als plastic speelgoed met drie gaten aan de bovenkant waar een bal doorheen viel, waardoor een schijf aan de voorkant van het spel blauw of geel werd. Deze omgedraaide schijven zouden op hun beurt de banen van volgende ballen bepalen. Het resultaat was een magisch spel met 265 mogelijke patronen, met de extra uitdaging om te bepalen hoe elk kanaal zou omdraaien met de introductie van de knikkers. Het was meteen een succes voor zowel E.S.R. en Weisbecker, niet alleen vanwege de hoge entertainmentfactor, maar ook omdat het zijn spelers meer inzicht in de wereld van computers beloofde.

Joseph Weisbecker maakte enkele jaren later het Think-a-Dot concept bereikbaar voor een grote groep aan technisch geïnteresseerden hobbyisten met zijn publicatie van FLIP in het Popular Electronics blad van mei 1974. FLIP maakte gebruik van enkele CMOS logische IC’s om een elektronische versie van Think-a-Dot te realiseren en leverde het educatieve plezier van Think-a-Dot gecombineerd met een flinke dosis soldeer- en huisvlijt. Weisbecker zou twee jaar later, in 1976, de COSMAC ELF zelfbouw generieke computer op basis van de eveneens door hem ontworpen CDP1802 microprocessor in Popular Electronics publiceren.

Externe links

Hewlett Packard’s HP-20S (1989)

De HP 20 S (de schrijfwijze van het model verschilt tussen op het apparaat zelf en in de handleiding) is een programmeerbare wetenschappelijke rekenmachine die Hewlett Packard vanaf 1989 produceerde. Het apparaat is in vergelijking met hedendaagse rekenmachines in niets opvallend: een zwarte plak plastic met een kristallenscherm en een hoop toetsjes met gekleurde tekstjes. Maar dat is dan ook gelijk één van de opvallendste kenmerken: dat een apparaat van al meer dan 22 jaar oud zo onopvallend is. Onder de motorkap was het echter wel degelijk een bijzondere vinding die ook vandaag de dag nog fijn werkt.

De 20 S is om verschillende redenen ook nu nog een fijne rekenmachine om mee te werken. Het display is niet grafisch maar van een uitgebreid getallen-type met een instelbaar contrast én een instelbare weergave van het decimaalteken, in Nederland een komma. Je kunt net als iedere wetenschappelijke rekenmachine het aantal cijfers achter de komma instellen en, dit in tegenstelling tot eerdere modellen, berekeningen volgen het natuurlijke verloop in ‘2 x 21 =’, in plaats van de bij HP gangbare ‘2 21 x’. De rekenmachine is oerdegelijk, heeft gemakkelijk klikkende toetsen, is redelijk bestand tegen water en stof en komt, als je bij de aanschaf een beetje verder in de buidel tastte, in een degelijke kunststof doos.

De rekenmachine is voorzien van alle wiskundige en wetenschappelijke functies die je kunt bedenken, en kan ook schakelen tussen binair, octaal, decimaal en haxadecimaal. Het omrekenen tussen getalstelsels en het kunnen rekenen in binair of hexadecimaal maakt het apparaat een handig tool die ook tegenwoordig nog altijd op mijn bureau te vinden is.

De handleiding komt in spiraalbandvorm en is duidelijk maar toch compact. Het bevat alle voorbeelden en uitleg die je maar kunt wensen en leert de gebruiker programmeren met de rekenmachine. Het programmeren is in de vorm van toetsaanslagen, maar subroutines en herhalingen behoren tot de mogelijkheden. Er zijn vijf programma’s mogelijk, die elkaar kunnen aanroepen. Om met toetsaanslagen te kunnen programmeren zijn er extra functies om uitkomsten van tussenberekeningen om te wisselen met een nieuw getal, opslag in registers en het vragen om invoer. Dikke prima, goed werkbaar in het nu en knap staaltje werk voor een retro-apparaat van deze leeftijd.

Ken Schwaber’s Agile Software Development with Scrum (2001)

In de toekomst wijzen geschiedkundigen waarschijnlijk op periodes van softwareontwikkeling ‘voor Scrum’ en ‘na Scrum’. En hoewel Scrum niet primair is bedoeld voor het ontwikkelen van software, is het op dit moment ontegenzeggelijk de meest populaire manier voor het snel en gecontroleerd uitbrengen van softwareproducten.

Scrum werd geïntroduceerd in een onderzoek door Ikujiro Nonaka en Hirotaka Takeuchi, dat begin 1986 in het tijdschrift Harvard Business Review gepubliceerd is. In dit onderzoek wordt beschreven dat projecten met kleine multidisciplinaire teams historisch gezien het beste resultaat leveren. Naar aanleiding van dit onderzoek ontwikkelde Jeff Sutherland in 1993 de scrumwerkwijze, terwijl Ken Schwaber een eigen benadering bij zijn bedrijf toepaste. Samen werkten ze dit verder uit en in 1995 formaliseerde Ken Schwaber scrum als softwareontwikkelmethode en publiceerde zijn vindingen in 2001 in boekvorm.

Scrum is een eenvoudig en overzichtelijk raamwerk (de beschrijving past op een A4’tje) van rollen, gebeurtenissen en producten dat met teams tot ongeveer 10 personen in een vast ritme van enkele weken, sprints genoemd, delen van de software oplevert. Iedere oplevering heet een increment en moet steeds op een vast moment werkend gedemonstreerd worden aan afgevaardigden van de eindgebruikers en andere belanghebbenden. De werkzaamheden aan het increment worden in kleine stukjes (user stories genoemd) opgedeeld die door ieder teamlid opgepakt kunnen worden. Binnen een team zijn geen speciale rollen, hoewel specialisaties onvermijdelijk zijn.

Het testen van een increment gebeurt steeds als een user story wordt afgerond en binnen een sprint worden user stories door het hele team beschreven, gedetailleerd en voorzien van een inschatting van complexiteit. De testbasis wordt gevormd door de user story, het verwachte gebruik van het increment, het increment zelf en de ervaring die binnen het team over het onderwerp is opgebouwd. Hoewel het hele team verantwoordelijk is voor het testen komt het vaak voor dat één of meer teamleden zich hier meer mee bezig houden dan de anderen.

Robert Brent’s The Golden Book of Chemistry Experiments (1960)

In de jaren ’60 van de vorige eeuw waren scheikunde experimenteersets cool om te hebben en alle hobby- en speelgoedwinkels hadden er een uitgebreide verzameling van, plus de chemicaliën om de sets aan te vullen, mochten de ingrediënten op raken. Je kon in die tijd een winkel inlopen voor een potje amoniumnitraat of zink stof en radioactieve straling was hip. Tegenwoordig zijn we beter op de hoogte van de mogelijke gevaren die de stoffen, en experimenten daarmee, teweeg kunnen brengen. En hoewel dat de gezondheid van de jeugd zondermeer ten goede is gekomen, heeft het de ondergang van populariteit van scheikundeproeven betekend.

In 1960 smulde men van boeken over wetenschappelijke proeven voor thuis. Vooral boeken die de lezer het gevoel gaven dat alles mogelijk was. The Golden Book of Chemistry Experiments heeft daar ongetwijfeld hoge ogen mee gegooid. Vanaf de eerste bladzijde is het boek hands on, met beschrijvingen van hoe de scheikundige labuitrusting te maken van hout, blikresten en een ijzeren kledinghanger. Geen experiment ging het boek uit de weg en geen element bleef onaangeraakt. Het boek bevatte instructies om verschillende nieuwe stoffen te maken, inclusief gevaarlijke stoffen als chloorgas en cyanide. De regering van de Verenigde Staten heeft het boek enige jaren na de verschijning in de ban gedaan en nieuwe regelgeving voorkwam dat soortgelijke beschrijvingen als in The Golden Book in het openbaar kwamen.

Hoewel naar huidige maatstaven gedateerd, is het boek nog steeds een fascinerende reis in elementaire en praktische scheikunde. Gelukkig is het boek, in de vorm van een PDF, ook voor de huidige generatie scheikunde wannebees bewaard gebleven, die nu gelukkig de meest gevaarlijke stoffen niet zomaar meer in handen kunnen krijgen.

Hewlett Packard’s HP 95LX (1991)

Twee jaar nadat Atari met de Portfolio de markt klaar had gemaakt voor Microsoft DOS-compatible palmtop computers bracht Hewlett Packard de HP 95LX uit. De HP 95LX had MS-DOS versie 3.22 aan boord, in plaats van Atari’s DIP DOS dat grotendeels compatible was met MS-DOS 2.20. Ook maakte de HP 95LX gebruik van het gestandaardiseerde PCMCIA, in plaats van de minder gangbare Bee Card. Het beeldscherm was een monochroom 40 tekens-bij-16-regels LCD zonder achtergrondverlichting. Standaard werd De Lotus 1-2-3 spreadsheet meegeleverd, wat de HP 95LX een must-have digitale assistent maakte voor iedereen die bedrijfsmatig met getallen en bedragen werkte.

Hoewel MS-DOS 3.22 was ingebouwd, betekende dit niet dat alle DOS programma’s die waren bedoeld voor 3.22 op de 95LX wilden draaien: het kleine scherm maakte dat lastig. Veel programma’s waren echter prima te gebruiken en er ontstond al snel een keur aan programmeer- en conversietools die het leven van de 95LX-gebruiker vereenvoudigden.

Intern was de HP 95LX een toonbeeld van degelijke eenvoud: een printplaat met voor die tijd geavanceerde VLSI chips, een aparte printplaat voor wat resterende analoge elektronica, een behuizing in enkele onderdelen en een eenvoudig maar goed afleesbaar monochroom scherm dat later door veel gebruikers zelf voorzien zou worden van een achtergrondverlichting, een groot deel van de voordelen van afleesbaarheid en batterijduur teniet doend.

Hoewel het nu moeilijk is voor te stellen was de HP 95LX een vooruitstrevend product dat in grote aantallen werd verkocht. Voor veel mensen was de HP 95LX een uitstekende computer ‘voor erbij’ en in deze periode, waarin het internet nog niet bestond en de verbinding met andere computers via modems en seriële poorten werd gelegd, was er niets op de markt dat suggereerde dat 20 jaar later iedereen met een telefoon-internetwebbrowser-muziekspeler op zak zou lopen.

Externe links

Ruurd Feenstra’s De mannen van de Discus (1967)

De jeugdboekenserie rondom de familie Hiddes en de fantastische uitvindingen van vader Tjeerd waren vanaf 1967 een inspirerende leesbron voor veel kinderen die weg konden dromen over verre landen, grote helden en technische vooruitgang. In het eerste deel, De mannen van de Discus, komt professor Tjeerd Hiddes vrij na een gevangenisstraf voor een misdaad die hij niet heeft gepleegd. In zijn gevangenisperiode heeft hij enkele grote uitvindingen gedaan, die hij met hulp van zijn zoons gaat gebruiken om de wereld te verbeteren en wraak te nemen op hen die hem in de gevangenis hebben gestopt.

Hoewel de toon van de boeken niet veel anders is dan soortgelijke jeugdboeken zoals de schippers van de Kameleon, zijn de onderwerpen veel wereldser dan gebruikelijk. De verhalen van Ruurd Feenstra gaan over goed en kwaad, familie en vertrouwen, tweede kansen, wraak en genoegdoening, technische uitvindingen en de misbruik ervan, landelijkheid en stedelijkheid en de gemakkelijke manier waarop verschillende sociale cirkels met elkaar kunnen samenwerken. Een prachtige reeks om te lezen en de eerlijkheid gebiedt dat je ook als volwassene nog best even een paar uur leuk in de boeken kunt doorbrengen.

De Discus-reeks bestaat uit de volgende titels:

  • Deel 1: Mannen van de discus (1967)
  • Deel 2: De discus slaat toe (1968)
  • Deel 3: De discus brengt redding (1969)
  • Deel 4: De discus valt aan (1970)
  • Deel 5: De discus overwint (1970)
  • Deel 6: De discus in gevaar (1971)
  • Deel 7: De discus snelt te hulp (1971)
  • Deel 8: De discus komt terug (1972)
  • Deel 9: De discus in de strijd (1972)
  • Deel 10: De discus in volle vaart (1973)
  • Deel 11: De discus en de blauwe diamant (1974)

Don Lawrence’s Storm (1978)

Was Don Lawrence al niet meer uit het tijdbeeld weg te krijgen met de epische stripserie Opkomst en ondergang van het keizerrijk Trigië, met Storm deed hij het allemaal nog eens dunnetjes, maar nog veel fantasierijker, over. De serie begon in 1978 bij uitgeverij Oberon met het album De diepe wereld, waarin Storm, een astronaut uit de toekomst, na een ongelukkige onderzoeksvlucht op de planeet Jupiter, op een zeer veranderde Aarde nog veel verder in de toekomst belandt. De Aarde is veranderd in een woestenij, waarin de oceanen volledig zijn verdampt. Het volk van de toekomst is teruggevallen tot het barbarisme, op uitzonderingen na waar technologie hoogtij viert.

Franquin’s Z van Zwendel (1971)

Hoewel het al deel 15 uit een reeks was, was het stripalbum Z van Zwendel een gedenkwaardige kennismaking met De avonturen van Robbedoes en Kwabbernoot. Het stripalbum kwam in 1971 uit en belande omstreeks die tijd in mijn toen 5-jarige handen. Ik heb er mogelijk enkele jaren over gedaan om het duistere verhaal op waarde te schatten en kan me een regelmatige hernieuwde kennismaking met de vrienden Robbedoes, Kwabernoot, professor Rommelgem en de Marsipulami dan ook nog prima voor de geest halen. Het album bevatte zoveel verhaallijnen, concepten en vreemde vindingen dat iedere illustratie de moeite van het uitpluizen waard was. En humor. Onderbroekenlol tot aan intelligente vondsten en alles daartussenin.

Op één of andere manier heeft dit stripalbum de tand des tijds nipt overleefd en bij het opruimen van de zolder kwam het helderrode, met technisch grijs, zwart en wit gestileerd exemplaar onder uit een stapel met memorablia. Erg leuk.

Newcrest Technology’s Sphinx Commander CXG 3018 (1989)

De CXG 3018 is een schaakbord met ingebouwde schaakcomputer. Hoewel de productie ervan in Hong Kong plaatsvond en Newcrest Technology vanuit Australië werd geleid, bevat de CXF-3018 Sphinx Commander software geschreven door de Nederlander Frans Morsch. Het bord is ongeveer 30×30 groot en is een paar centimeter dik. Ieder speelveld is voorzien van een led en een uitschuifbare lade bevat een bedieningspaneel en een eenvoudig display. De leds geven weer welk stuk naar welke positie moet worden verplaatst en ingebouwde magneetschakelaars detecteren de verplaatsing van de schaakstukken. Het resultaat is een fantastische spelbeleving waarbij Morsch’ 6502-gebaseerde software op verschillende niveau’s het spel speelt.

Hoewel schaakcomputers er te kust en te keur zijn, is de CXG Sphinx Commander een bijzonder product. Het bord is geheel in hout uitgevoerd, met esdoorn en walnoot witte en gekleurde vlakken, met een omlijsting en behuizing in mahonie. Het geheel is met een nauwkeurigheid gefabriceerd die vergelijkbaar is die van met muziekinstrumenten, hoewel een extra laatste laklaag niet had misstaan. De elektronica is subtiel weggeborgen en tijdens het spel is het niet nodig om de bedieningslade in het zicht te houden omdat de stukverplaatsing met leds in het bord wordt aangeduid. Door het bord op batterijen te laten werken is een mobiele toepassing mogelijk. De software markeert ongeldige zetten en gebruikt voor de aanwijziging uitsluitend de rode leds die in ieder speelveld zijn ingebouwd.

Technische specificaties

34 speelsterkteniveau’s

  • 8 standaardniveau’s, variërend van 3 seconden tot 10 minuten per zet;
  • 8 snelschaakniveau’s, variërend van 1 tot 60 minuten voor de hele partij;
  • 8 toernooiniveau’s met instelbare standaard toernooitijdcontroles;
  • 8 zoekdiepteniveau’s met een rekendiepte instelbaar van 1 tot en met 8 ply;
  • 1 matprobleemniveau dat problemen tot mat in 10 zetten oplost;
  • 1 analyseniveau.

Openingsbibliotheek

  • De openingsbibliotheek bestaat uit 1200 varianten met 8000 posities;
  • zelf uit te breiden met 1000 zetten.

Informatiemogelijkheden

  • Twee schaakklokken tonen naar wens de per zet verbruikte tijd, de totaal verbruikte tijd of de resterende tijd voor de partij;
  • zettenteller;
  • stellingswaardering;
  • rekendiepte;
  • verwachte variant (6 ply);
  • de zet die op dat moment wordt onderzocht.

Externe links

Steven Spielberg’s Catch Me if You Can (2002)

Frank Abagnale jr. is een 15-jarige oplichter die gespecialiseerd is in het frauderen van cheques en voor zijn 19e verjaardag al ettelijke miljoenen dollars op deze manier heeft opgestreken. Om zijn oplichterspraktijk wereldwijd uit te kunnen voeren doet hij zich voor als PanAm co-piloot om op deze manier gratis vluchten te kunnen nemen. De film is geregisseerd door Steven Spielberg en de hoofdrollen worden gespeeld door Leonardo DiCaprio en Tom Hanks.

In de eerste minuten van de film zien we Frank Abagnale jr. een etiket heelhuids van een wijnfles peuteren, zodat het logo en beeldmerk van de wijn behouden blijven. In de loop van de film zal deze handigheid nog veel vaker voorkomen, waarbij de logo’s hun weg vinden op briefpapier, cheques en toegangspassen. In dezelfde eerste minuten zien we Christoffer Walken als Frank sr. het voorbeeld geven van ‘binnenkletsen’ waarmee jr. later vele miljoenen zal lospeuteren.

Catch Me if You Can is gebaseerd op een waargebeurd verhaal. De film volgt de biografie van Frank Abagnale jr. (geboren in 1948) vrij nauwkeurig, met hier en daar een ‘Spielberg treat’. Frank Abagnale jr. zou na het uitzitten van een lange gevangenisstraf als consultant voor de FBI werkzaam worden en daarna een goedlopend beveligingsadviesbedrijf starten, waarmee hij in staat was om zijn schulden af te betalen én op legale wijze multimiljonair te worden.

Leonardo DiCaprio als Frank Abagnale jr. doet me denken aan de televisieserie The Pretender, waarin hoofdrolspeler Jarod zich in iedere aflevering voordoet als een andere professional, zoals arts, advocaat, aannemer of piloot.

Carl Weller’s Magnastat (1960)

Elektrische soldeerapparaten zijn er sinds 1920, maar in 1941 ontwikkelde de Amerikaan Carl E. Weller een soldeerpistool met een transformator die snel op temperatuur kwam en ook snel weer afkoelde. Een patent hiervoor kreeg hij in hetzelfde jaar en Weller startte een bedrijf dat zijn uitvinding fabriceerde en verkocht. In 1960 verkreeg Carl Weller een patent op de magnetisch-elektrische temperatuurregeling die hij Magnastat noemde en waarmee hij elektrische soldeerbouten klein en met een stabiele punttemperatuur kon fabriceren. Het mechanisme wordt nog steeds gebruikt in de Weller WTC soldeerbouten.

Soldeertin in de elektrotechniek en elektronica bestaat uit een mengsel van metalen die gezamenlijk een smelttemperatuur hebben in een vrij specifiek bereik. Het over- of onderverhitten van soldeertin heeft tot gevolg dat de tin verbrandt of een slechte verbinding maakt. Maar afhankelijk van de omvang van de te solderen materialen is er meer of minder elektrische energie nodig om tot de gewenste soldeertemperatuur te komen. Eerdere soldeerbouten zonder temperatuurregeling konden slechts door ervaren gebruikers worden toegepast. Een vaste temperatuur maakte het werken met een soldeerbout praktischer en trefzekerder en de eerste Magnastat soldeerbouten hielden binnen een klein bereik een temperatuur aan van 315 graden Celcius, of 600 graden Fahrenheit.