id’s Doom (1993)

In 1993 was een gemiddelde IBM PC compatible Microsoft DOS thuiscomputer voorzien van een Intel 80386 processor met een VGA videokaart met een resolutie van zo’n 640 x 480 pixels. Geluid kwam via een PC luidspreker in beep geluiden, of vanuit een Sound Blaster of Gravis geluidskaart via stereo luidsprekers. Het geheel was in een mini tower behuizing verpakt, meestal een beige metalen doos met een kunststof voorzijde en een vaak luid loeiende ventilator. ‘Achter de PC zitten’ werd een geaccepteerde hobby en iedere nieuwe ontwikkeling op computergebied werd omarmd door een steeds grotere schare computergebruikers. Het was in die tijd dat John Carmack en John Romero onder de naam id Software met een klein team programmeurs naam maakten met Commander Keen, Wolfenstein 3D, en hun meesterwerk, Doom.

id Software was het bedrijf van John Carmack en John Romero, twee die-hard spelontwikkelaars die elkaar hadden ontmoet terwijl ze werkten bij Softdisk. Softdisk had een abonnementsdienst waar de leden iedere maand een computerdisk ontvingen voor hun Apple II of PC computer met software ontwikkeld door de programmeurs van Softdisk. Via verschillende, maar vergelijkbare routes waren Carmack en Romero bij Softdisk komen werken. De Johns waren hier een speciale afdeling PC games begonnen waar ze ontdekten dat ze, samen met twee andere Softdisk collega’s Tom Hall en Adrian Carmack, alles in huis hadden om een zelfstandig game-ontwikkelend bedrijf te beginnen, hetgeen geschiedde. De ontstaansgeschiedenis van id Software wordt mooi verwoord in het boek Masters of Doom.

Masters of Doom is het verhaal van de ‘Lennon en McCartney van videogames’: John Carmack en John Romero. Samen heersten ze over het grote bedrijfsleven en leefden ze een unieke en gewaagde American Dream, waarbij ze de gebroken gezinnen van hun jeugd ontvluchtten om de meest notoir succesvolle gamefranchises in de geschiedenis te produceren – Doom en Quake. Een verhaal over vriendschap en verraad, handel en kunstenaarschap en een krachtig en meelevend verslag van hoe het is om jong, gedreven en enorm creatief te zijn.” Voor een ieder geïnteresseerd in Doom en het ontstaan van een succesvol softwarebedrijf en de invulling van een ‘American Dream’ door twee typische underdogs is het boek een absolute aanrader. Ga voor de papieren versie: de eBook zit vol opmaakfouten.

De schrijver van het gezelschap, Tom Hall, vertaalde de spelideeën van de anderen in fantastische achtergrondverhalen, die bijvoorbeeld Doom een zeker extra cachet meegaf:

De Union Aerospace Corporation heeft geëxperimenteerd met teleportatietechnologie op de Marsmanen Phobos en Deimos. Na eerste succesvolle pogingen gaat er echter iets mis. Het lijkt erop dat de wetenschappers van UAC een poort naar de hel hebben geopend. De basis van Phobos wordt overspoeld met demonische wezens en heel Deimos verdwijnt gewoon. Een team mariniers wordt naar Phobos gestuurd, maar op één na worden ze allemaal snel afgeslacht. Het is aan de overlevende marinier om wat wapens te pakken en een vuist te maken naar de demonen.

Beschrijving van Doom, Tom Hall

Een typische schermafdruk van het spel Doom geeft veel inzicht in de ontwikkelvaardigheden van de mensen achter id Software.

Op basis van de afbeelding hierboven kun je de vaardigheden van de vier artiesten van id Software herkennen, te beginnen met de overduidelijke ‘fight of flight’ situatie waarin de speler zich op het moment van de schermafdruk zich bevindt, een spelelement waarin John Romero zich goed kon vinden. De pixelperfecte gelaatsuitdrukkingen van de zombie-mariniers en de vloeiende texturen van de omgeving zijn toe te kennen aan Adrian Carmack, de omgeving (bunkerachtige ruimtes als achtergrond voor een marinebasis op Mars) aan Tom Hall en de voor die tijd zeer geavanceerde vloeiende 3D-wereld met verlichting en texturen aan Jon Carmack.

Doom werd als shareware op de markt gebracht, met een gratis level waarbij de volgende levels betaald moesten worden. De broncode van het spel werd later als open source beschikbaar gemaakt. Dat maakt dat er talloze implementaties van Doom zijn, van computers en spelsystemen tot het scherm van een Honeywell kamerthermostaat. Er is in 2023 geen enkel grafisch scherm veilig voor een implementatie van Doom.

J.K. Rowling’s Harry Potter and the Philosopher’s Stone (1997)

Een boek met een persoonsnaam in de titel viel in 1997 wat uit de toon als fantasyverhaal voor volwassenen. Bij kinderboeken leek dat meer te passen. ‘Harry Potter en de Steen der Wijzen’, zoals de Nederlandse vertaling zou gaan heten, was dan ook in eerste instantie niet goed te plaatsen: de detaillering van het verhaal, de duistere onderwerpen, de vele personages en uitgewerkt wereldbeeld maakten het een volwassen verhaal, maar de literaire knipogen, grappige woordspelingen en hoofdpersonen in hun tienerjaren leverden een typische formule herkenbaar voor jeugdboeken. Zowel volwassenen als kinderen genoten van het Harry Potter boek. In de jaren die er op volgden schreef J.K Rowling nog 6 extra verhalen, waarin Harry Potter steeds een jaar ouder zou worden en de besproken onderwerpen steeds verder verwijderd raakten van wat nog bij een goed kinderboek zou horen, zonder dat hiermee de schare jongere fans werd kwijtgeraakt. De Harry Potter boeken bleken aan te slaan bij jong en oud.

De welgestelde meneer Duffeling merkt op weg naar zijn werk vreemde gebeurtenissen op. Aan het einde van die dag vinden meneer en mevrouw Duffeling een mand met hierin de baby van de zus van mevrouw Duffeling op hun stoep, vergezeld van een briefje waarin hen wordt gevraagd om voor baby Harry zorg te dragen. Tien jaar later wordt het huishouden in de greep gehouden door Dirk, de zoon van meneer en mevrouw Duffeling die Harry kwelt en pest. Dirk wordt verwend en Harry, die in een kast onder de trap slaapt, wordt zoveel mogelijk genegeerd. Er gebeuren af en toe vreemde dingen rondom Harry, zoals die keer dat het glas van de leefruimte van een boa-constrictor in de dierentuin verdween en Dirk schrik aanjoeg.

Er arriveren mysterieuze brieven voor Harry. Meneer Duffeling probeert ze in de prullenbak te laten verdwijnen maar de brieven blijven in steeds grotere aantallen komen. Meneer Duffeling vlucht met zijn gezin naar een afgelegen eilandhut op de avond voor Harry’s 11e verjaardag. Om middernacht wordt het gezin opgeschrikt door gebonk op de deur en maken ze kennis met de reus Hagrid, die Harry hoogstpersoonlijk de toelatingsbrief voor Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus overhandigt. Harry ontdekt dat de Duffelingen al die jaren hebben geprobeerd Harry’s tovenarij te ontkennen.

Hagrid neemt Harry mee naar Londen om schoolbenodigdheden te kopen. Ze gaan eerst naar Goudgrijp, de tovenaarsbank, om geld op te nemen dat Harry’s ouders hem hebben nagelaten. Ze winkelen in een verborgen winkelstraat waar Harry een schooluniform, boeken en een toverstaf koopt. Harry krijgt van Hagrid een witte uil, genaamd Hedwig. Harry neemt de trein naar Zweinsteun op perron 9 ¾ en raakt onderweg bevriend met andere eerstejaarsstudenten, zoals Ron Wemel en Hermelien Griffel. Aangekomen bij Zweinstein worden hij, Ron en Hermelien ingedeeld in Griffoendor-huis.

De tijd op Zweinstein is een periode van de ene verwondering naar het andere. Harry ontdekt dat zijn toverdrankprofessor Sneep hem niet mag, leert vliegen op bezemstelen en ontdekt dat hij daar heel goed in is en leert Zwerkbal spelen, ontdekt een woeste driekoppige hond en leert nieuwe vrienden en vijanden kennen. Op Halloween wordt een trol gevonden, die door Ron, Harry en Hermelien wordt verslagen. Harry helpt zijn Griffoendorteam de eerste zwerkbalwedstrijd sinds tijden te winnen. Met kerst ontvangt Harry een onzichtbaarheidsmantel die van zijn vader was geweest en verkent hiermee ’s avonds de school. Hij ontdekt een spiegel die het diepste verlangen weergeeft van degene die erin kijkt. Ron, Harry en Hermelien ontdekken een groot geheim die te maken heeft met een steen die het eeuwige leven en onbeperkte rijkdom kan schenken.

Hagrid wint een drakenei waar een draak uitkomt die niet op Zweinstein is toegestaan en door de ontstane situatie worden Ron, Harry en Hermelien gestraft. Ze moeten samen met Hagrid een bos verkennen waar eenhoorns en andere magische wezens wonen. Harry wordt in het bos aangevallen en wordt gered door een vriendelijke centaur, die hem vertelt dat hij werd aangevallen door Voldemort, Voldemort had eerder geprobeerd de steen te stelen.

Harry besluit dat hij de steen moet vinden voordat Voldemort dat doet. Hij, Ron en Hermelien sluipen die avond weg naar een verboden gang op de derde verdieping van Zweinstein. Ze komen voorbij de waakhond en voeren indrukwekkende kunsten uit naarmate ze steeds dichter bij de steen komen. Harry komt oog in oog te staan met Krinkel, die aankondigt dat Harry moet sterven. Wetende dat Harry de steen wil vinden, plaatst Krinkel Harry voor de Spiegel van Erised en laat hem zeggen wat hij ziet. Harry ziet zichzelf met de steen in zijn zak, en op datzelfde moment voelt hij hem ook daadwerkelijk in zijn zak. Maar hij vertelt Krinkel dat hij iets anders ziet. Een stem vertelt Krinkel dat de jongen liegt en verzoekt Harry persoonlijk te spreken. Krinkel doet zijn tulband af en onthult Voldemorts gezicht op zijn achterhoofd. Voldemort, die het lichaam van Krinkel bewoont, instrueert Krinkel om Harry te vermoorden, maar Krinkel wordt verbrand door contact met de jongen. Er ontstaat een worsteling en Harry valt flauw.

Als Harry weer bij bewustzijn komt, ligt hij met het hoofd van de school Perkamentus in het ziekenhuis. Perkamentus legt uit dat hij Harry net op tijd van Krinkel heeft gered. Hij voegt eraan toe dat hij en Flamel hebben besloten de steen te vernietigen. Harry gaat naar het eindejaarsbanket, waar Zwadderich zijn zevende opeenvolgende overwinning van de huiskampioenschapsbeker viert. Perkamentus staat op en kent op het laatste moment veel punten toe aan Griffoendor voor de prestaties van Harry en zijn vrienden, waarbij hij de huisbeker voor Griffoendor wint. Harry keert terug naar Londen om de zomer door te brengen bij de Duffelingen.

Samenvatting-zonder-al-teveel-verklappingen Harry Potter en de Steen der Wijzen

John Hughes’ Home Alone (1990)

De kerstfilm Home Alone is een vast terugkerend fenomeen in menig huishouden en velen moeten hem nu toch tenminste 30 keer hebben gezien. Toch blijft de film kijkers trekken, niet in het minst om de vele, eenvoudig te volgen verhaallijnen en typische kerstsetting. Home Alone straalt zonder enige moeite een ongedwongen kerstsfeer de huiskamer in, met ingrediënten die ook na 30 keer nauwelijks vervelen. Centraal in de film staan het huis, het gezin, de familie, de buren, de buurt en twee onhandige dieven. En natuurlijk Kevin, het jongste kind in het gezin McCallister, die door een ongelukkige samenloop van omstandigheden achterblijft terwijl de hele familie een vliegreis naar Parijs onderneemt. Tijdens de afwezigheid van de familie proberen twee dieven de kostbaarheden in het huis te stelen, waarbij aan Kevin de schone taak is toegevallen om dit te voorkomen. Hij slaagt in zijn opzet door behendigheid, geluk en hulp van een in eerste instantie nukkig aandoende buurman.

Het verhaal van Home Alone speelt zich af in en rondom het huis van de McCallisters. Het huis staat in klein wijkje met buren links en rechts. De meeste buren zijn op vakantie, hetgeen twee dieven de gelegenheid geeft om rustig hun slag te plannen. Na de initiële vreugdedans van Kevin om alleen de kerstdagen te kunnen vieren slaat zijn euforie om in paniek als hij erachter komt dat de dieven het huis, met hem erin willen beroven.

Home Alone heeft een grote schare fans en ook Lego heeft een bijdrage geleverd door een schaalmodel van het huis op de markt te brengen. Een prachtig gedetailleerd kersthuis, met tientallen verwijzingen naar de film, staat wat Lego betreft garant voor een nog grotere kijkplezier.

Brian Acton en Jan Koum’s WhatsApp (2009)

Als je vroeger met je telefoon een berichtje aan iemand anders stuurde deed je dat met een SMSje, dat staat voor Short Message Service. SMS was onderdeel van de oorspronkelijke mobiele netwerktechnologie en maakte deel uit van het verdienmodel van de telecomoperators. Het was tot voor 2009 niet ongebruikelijk dat de kosten voor SMS het grootste deel van je maandelijkse telefoonrekening bepaalde. Het versturen van SMSjes stond voor de telecomoperators dan ook garant voor een flinke deel van de omzet. Dat is, totdat Brian Acton en Jan Koum het idee opvatten van een berichtenservice die via de opkomende internetverbindingen van smartphones zou gaan werken. Ze noemden hun idee ‘WhatsApp’, kort voor de Whats Up App. Het zou het einde van het SMS tijdperk betekenen en de start van het concept ‘elkaar een appje sturen’, waarmee het elkaar sturen van tekst- en fotoberichten via WhatsApp zou worden bedoeld.

Het succes en de populariteit van WhatsApp hield in de beginjaren gelijke tred met nieuwe functies voor, en de verspreidingsgraad van, smartphones. In 2009 begon menigeen te kijken naar een iPhone of een toestel van één van de vele leveranciers uit de opkomende Android markt. iPhone en Android gebruikers werden regelmatig verrast met nieuwe functies. In 2009 kwamen er bijvoorbeeld push notificaties bij, waar WhatsApp handig gebruik van maakte om de gebruiker van de app te signaleren dat er nieuwe berichten waren. De nog nieuwe App Store van Apple was zoekende naar regels en richtlijnen en WhatsApp stond vaak garant voor discussies over wat wel of niet toegestaan zou worden voor apps. WhatsApp bewoog zich echter nooit in grijze gebieden en door de later geïntroduceerde end to end encryptie en WhatsApp for Business is de adoptiegraad altijd hoog gebleven.

Aan de andere kant zorgde de populariteit van WhatsApp mede voor een verhoogde belangstelling voor continue internet op smartphones: WhatsApp gebruikers wilden niet alleen WhatsApp kunnen gebruiken als ze middels WiFi met het internet waren verbonden en namen massaal 2G en later 3G abonnementen met één of andere vorm van internetverbinding af. De telecomoperators zagen hun omzetten daarom niet dalen door het afnemen van verzonden SMSjes, maar juist toenemen door het gebruik van mobiel internet.

Radioactief Gouds aardewerk (1920)

Tot ongeveer 1960 werd uraniumdioxide gebruikt als gekleurd glazuur. Afhankelijk van de hoeveelheid zuurstof bij het bakken werden de verfkleuren geel, goud, oranje, groen, blauw en zwart bereikt. Het gebruik van deze verfkleuren leverde diepe, heldere kleuren met een matte uitstraling op die het aardewerk of keramiek een luxe en tijdloze uitstraling gaven. In Gouda werd veel gebruik gemaakt van deze glazuren en verschillende aardewerkfabrieken maakten grote hoeveelheden handmatig beschilderde aardewerken potten. In Gouda en omstreken was veel geschikte klei voor aardewerken producten te vinden en tientallen bedrijven specialiseerden zich in het fabriceren van deze huishoudelijke producten.

Na 1960 realiseerde zich men de nadelige effecten van de radioactieve straling van de uraniumdioxide, die bij de fabricage gezondheidsproblemen opleverde en onder bepaalde omstandigheden gevaar voor de gezondheid van de gebruikers kon opleveren.

Met een stralingsmeter is goed vast te stellen dat er uraniumdioxide is gebruikt in de verf. Recentelijk vond ik een vaas met heldere kleuren en de stralingsmeter ging er hard op.

Een potje met scherven van een vaas is ideaal om de werking van een stralingsmeter mee te testen.

Apple’s iMac (1995)

Laptops waren in de jaren ’90 van de vorige eeuw nog geen gemeengoed en een gemiddelde thuiscomputer kwam in de vorm van een metalen doos in een creme of lichtgrijze kleur, met steevast een fantasieloos plastic frontje ervoor. De achterkant van die computer zat bezaaid met aansluitingen en een computertafel had voorzieningen om alle (tientallen) kabels weg te werken. Tot de komst van Apple’s iMac in 1995: kleurrijk, alles-in-een, geen verschillende poorten meer maar iets nieuws: USB. Ingebouwde luidsprekers en CD-speler. Prachtig om te zien, gemakkelijk om te gebruiken en nog niet eens zo duur ook. Het werd een instant hit, en in de jaren erop kwamen alle huishoudproducten (ook) in bondi blue. Want hip en cool.

De doorzichtige alles-in-een computer was meer dan een opvolger van de bestaande Macintosh modellen: het was de start van een nieuwe wind door Apple die invloed bleek te hebben op de gehele industrie: van computers, muziek, telefonie tot verpakking, productie en recycling. De eerste iMac G3 had een ei-vormig uiterlijk met een ingebouwde beeldbuis en een totaalomsluitende, gekleurde halfdoorzichtige behuizing waardoor de onderdelen van computer en monitor goed zichtbaar waren. De binnenkant was voorbeeldig afgewerkt en de computer was voorzien van een groot handvat om verplaatsingen binnenshuis, of bijvoorbeeld van huis naar de auto, eenvoudig te maken. Een bijpassend toetsenbord en muis maakten het geheel af. Het toetsenbord werd middels een nieuwe verbinding, ‘USB’ genaamd, verbonden met de computer en de muis prikte ook in zo’n USB aansluiting op de computer, of in het toetsenbord. Er was niet voorzien in RS-232 of een parallelle printerpoort, hetgeen op veel kritiek kon rekenen bij de introductie van de iMac, omdat nog geen enkele printer was voorzien van een USB aansluiting. De iMac had een ingebouwd telefoonmodem, ook bijzonder voor die tijd. Internet kwam vanuit de doos.

De aantrekkingskracht van de iMac was niet alleen de vormgeving, maar vooral het totaalconcept. Ten opzichte van andere computers had de iMac veel voor zich te zeggen:

  • Ingebouwde stereo luidsprekers, in plaats van losse luidsprekers op het bureau
  • Ingebouwd telefoonmodem en (via startaanbieding van Apple) internet uit de doos, in plaats van los modem kopen en internetabonnement afsluiten bij provider
  • Eén netsnoer, die ook nog eens netjes in de computer weggewerkt zat, in plaats van losse snoeren voor computer en monitor, plus nog de monitorkabel
  • Eén standaard poort voor alle mogelijke randapparaten, in plaats van RS-232 in 9 en 25-polige variant, parallelpoort, toetsenbordpoort, muispoort, audiopoort
  • Eenvoudig schoon te houden behuizing

Frank Hornby’s Meccano in Colours (1907)

Engelsman Frank Hornby bouwde rond 1900 blikken speelgoud voor zijn twee zoontjes en bedacht hiervoor een herbruikbaar systeem van blikken stripjes met gaatjes en kleine boutjes zodat hij verschillende modellen met dezelfde onderdelen kon maken. Door de interesse uit zijn omgeving begon hij het commerciële belang van zijn vinding in te zien en patenteerde dit in januari 1904. In 1902 werden de eerste ‘Mechanics Made Easy’ bouwpakketten verkocht. De merknaam ‘Meccano’ werd in 1907 geregistreerd.

Meccano had als constructiespeelgoed vooral tussen 1930 en 1950 veel succes. Maar hoewel het succes daarna terugliep heeft Meccano ook tegenwoordig nog veel fans. De doelgroep van Meccano bestond in eerste instantie uit technisch geïnteresseerde kinderen en jongvolwassenen in de leeftijd tussen 10 en 20 jaar, maar al tijdens en zeker na de succesperiode van Meccano waren er veel professionele en onverwachte toepassingen. In 1934, nog voor de uitvinding van de digitale computer zoals we die nu kennen, werd in de Manchester University Meccano gebruikt om delen van Charles Babbage’s ‘differential machine’ (een analoge differentiator) te construeren. In 1934 werd Meccano gebruikt voor het bouwen van een prototype van een hartpomp in de Yale School of Medicine. En in 2009 bouwden TV presentator James May en een team vrijwilligers een Meccano brug over het Leeds & Liverpool kanaal.

Douglas Comer’s Operating System Design – The Xinu Approach (1984)

Een besturingssysteem is als een goed ontworpen, met liefde geweven tapijt dat degelijkheid, stijl en comfort combineert met bindingen en patronen die passen bij de inrichting van de ruimte en het gebruiksdoel van de eigenaren. Sinds de beginjaren van computersystemen is Unix een toonbeeld van hoe besturingssystemen kunnen werken en dit heeft bijgedragen tot het gebruik ervan in de beginjaren van het onderwijs in besturingssystemen op hogescholen en colleges over de hele wereld.

Het aantal boeken dat een besturingssysteem zowel conceptueel als aan de hand van volledige broncode uitlegt zijn zeer beperkt. Douglas Comer, docent aan de universiteit van Perdue, zag daarom de noodzaak voor een lichtgewicht, als Unix werkend besturingssysteem dat aan de binnenkant geheel in Ansi C met minimale, maar universeel toepasbare middelen zou werken. Hij noemde zijn besturingssysteem ‘Xinu’ (als in, “Xinu is not Unix”) en schreef zijn collegenotities in het boek Operating System Design.

Zelf studeerde ik Informatica aan de toen Rijkshogeschool Groningen (het tegenwoordige Hanzehogeschool) en smulde van de lessen, het boek en het besturingssysteem. In iedere les behandelden we een ander concept (concurrency, queueing, scheduling en context switching, procesmanagement, messaging, memory management.. de lijst was eindeloos) en bestudeerden we de broncode die het concept in de praktijk bracht. Ik kon me uren concentreren op de broncode en de werking en heb zelfs wat kleine onvolkomenheden uit de broncode opgespeurd.

Tegenwoordig is Xinu een lichtgewicht besturingssysteem dat met een footprint van nog geen 20 kilobyte eenvoudig in embedded systemen gebruikt kan worden.

Externe links

Pwnagotchi (2019)

Pwnagotchi is een open source zelfbouw ‘AI’ die van de verscheidene WiFi netwerken om zich heen de handshakes tussen het toegangspunt en de aangesloten apparaten verzamelt en deze in een standaard bestandsformaat op een geheugenkaartje bewaart. Deze handshakes kunnen vervolgens later met een Linux-tool als HashCat ontsleuteld worden om de bij het SSID behorende WiFi wachtwoord te achterhalen.

Pwnagotchi heeft een schermpje waarop verzamelde WiFi netwerken worden getoond. De ontwerper van Pwnagotchi heeft er een soort digitaal huisdier van gemaakt dat zich voedt met de opgevangen handshakes en blijer wordt naarmate er meer SSID’s kunnen worden ontdekt. De ‘blijheidsgraad’ wordt middels een eenvoudige gezichtsweergave getoond. Als er andere Pwnagotchi’s in de buurt zijn neemt de blijheidsgraad toe; een poosje geen nieuwe Wifi netwerken of handshakes ontvangen laat de blijheidsgraad afnemen.

Pwanagotchi luistert naar de IEEE 802.1X viervoudige handshakes die bij de totstandkoming van een verbinding tussen apparaat en draadloos WiFi toegangspunt worden uitgewisseld. Deze handshakes bestaan uit elk een pakket dat een deel van de sessiesleutel voor de communicatie tussen apparaat en toegangspunt bevat. Zodra de pakketten succesvol zijn uitgewisseld en de sleutels zijn gegenereerd kan het apparaat beginnen met verzenden en ontvangen van beveiligde pakketten naar en van het toegangspunt.

De vier pakketten kunnen eenvoudig worden opgevangen en opgeslagen. En eenmaal opgeslagen kunnen ze aan de hand van een woordenboek of met ‘brute kracht’ worden omgezet tot het oorspronkelijke WiFi wachtwoord. En voor het ontsleutelen van het wachtwoord zijn vaak ook niet eens alle vier de pakketten nodig: soms is zelfs één pakket voldoende.

Om voldoende handshakes te kunnen registeren heeft Pwnagotchi een duale strategie:

  • Deauthenticeer de apparaten die al verbinding hebben met het toegangspunt, zodat ze opnieuw het viervoudige handshakeproces moeten doorlopen
  • Stuur zelfstandig pakketten naar het toegangspunt om op deze manier informatie te ontfutselen

Externe links

Lee Hart’s 6502 40th Anniversary Computer Badge (2017)

Een jubileumexemplaar op de 45e verjaardag van een iconische microprocessor op een handzame printplaat met lichteffecten, een kit die je zelf moet solderen en die je met batterijvoeding als kerstversiering kunt dragen. Veel meer retro wordt het niet en dat is precies de reden waarom Lee Hart, retrotechnicus in hart (haha) en nieren de single board computer ontwikkelde.

Vanuit een zeker perspectief is 1977 als startjaar van de thuiscomputerindustrie aan te merken; een jaar waarin zowel de Tandy TRS-80, Apple II en de Commodore PET het licht zagen. Die laatste twee werkten met een MOS Technology 6502 microprocessor, die enkele jaren daarvoor was ontworpen door Chuck Peddle van MOS Technology. Die 6502 had een elegant ontwerp die krachtige toepassingen op een eenvoudige manier mogelijk maakte en mede door de lage prijs in de meest succesvolste home computers werd toegepast.

Hoewel de markt ervoor in Nederland wat richting de permanente computermusea aan het verschuiven is, zijn de zogenaamde ‘Vintage Computer Festivals’ wereldwijd nog steeds een groot succes. Op deze evenementen laten hobbyisten hun vintage computers zien, soms nog in volledig originele vorm, soms met indertijd onmogelijk geachte uitbreidingen. Sommige van de festivals voeren een soort ‘badge’ voor de deelnemers en participanten en de Lee Hart’s 6502 40th Anniversary Computer Badge is hier een voorbeeld van.

De badge is een volledig werkende 6502-computer, met RAM, ROM, LED-display, seriële poort en ingebouwde BASIC. Het is volledig gebouwd met vintage technologie; geen moderne of vervangende. Sluit hem aan op een terminal of computer, laad een bericht en de badge schuift het over het LED-display. Of pronk met uw BASIC- of machinetaalexpertise door uw eigen programma’s te schrijven om iets echt spectaculairs te doen!

Externe link

Terry Nation’s Blake’s 7 (1978)

Kostuumdrama’s spelen zich af in een andere wereld, in een andere tijd. In het geval van het science fiction genre is die tijd de toekomst en de andere wereld een andere planeet, of een onherkenbare Aarde. De televisieserie Blake’s 7 werd voor de BBC ontwikkeld door Terry Nation, een gevestigde science fiction producent die ondermeer eerder de televisieserie Survivors en diverse afleveringen van Doctor Who had geschreven. Blake’s 7 hing door het lage budget van foamboard en arcylverf aan elkaar, maar de veelal dramatische verhaallijnen waren solide en de personages goedgekleed, uitgediept en intrigerend.

Blake’s 7 werd in 25 landen aangeboden en bevatte verhaallijnen per aflevering, per personage en over de seizoenen heen. De serie bevatte een goed volume aan ruimteschepen, robotten, galactische keizerrijken en buitenaardsen. De geschetste toekomstbeelden waren vaak dystopisch en zwartgallig, maar de personages wisten voldoende humor in de serie in te brengen om het geheel een bepaalde mate van luchtigheid te geven. De ondersteunende synthesizer-geluidseffecten zijn me nog lang bijgebleven.

Bij een echte fan van de serie mag de verzameldoos met DVD’s niet ontbreken

In de eerste aflevering leren we Roj Blake kennen die in contact komt met een groep vrijheidsstrijders die nog geen 10 minuten later in de aflevering allemaal worden vermoord door de Federatie. Blake wordt als enige overlevende berecht en gedeporteerd naar een buitenplaneet genaamd Cygnus-A. Op weg daarnaartoe leert hij medegevangenen Vila, Gan, Jenna en Avon kennen. Samen saboteren ze het gevangenisschip waarin ze worden getransporteerd en net als ze overtuigd zijn van hun succes wordt hun opstand de kop ingedrukt. Het gevangenisschip komt onderweg een enorm afgedreven supermodern en zo te zien verlaten ruimteschip tegen dat zich echter met dodelijke kracht verdedigt tegen aanmeren door het gevangenisschip. Blake, Jenna en Avon worden ingezet om het schip te bergen en in een onverwachte plotwending nemen zij bezit van het verlaten ruimteschip, dat vele foefjes en handige vindingen bevat, waaronder een fenomenaal krachtige aandrijving en een eigenwijze maar slimme navigatiecomputer genaamd Zen die de schipsnaam Liberator uit Jenna’s gedachten haalt. Blake experimenteert met het transportsysteem en landt op Cygnus-A, De resterende gevangenen zijn ondertussen onderworpen aan een lokale cult en de meesten willen niet meer van de gevangenisplaneet ontsnappen, op Vila en Gan na die meekomen naar de Liberator. Aan het einde van aflevering drie laat Blake de Liberator van de achtervolginsschepen van de Federatie wegvliegen om het schip en haar mogelijkheden grondig te leren kennen.

In 1978, het verschijningsjaar van Blake’s 7, hadden kijkers van de serie geen computer in huis. Ze hadden geen kijk op computertechnieken die later gemeengoed werden. Met wat gekleurde accukabels, geluidseffecten bij het (handmatig!) openen en sluiten van deuren en wat vierkante bedieningsknoppen waarop door de acteurs met willekeurige bewegingen werd gedrukt kwam de serie een heel eind in de illusie van een toekomstbeeld dat door technologie werd gestuurd. Met een 2022 consumentenoog lijken de meer alledaagse vindingen zoals videocamera’s en telefonie chromelijk achterhaald. De navigatiecomputer Zen heeft echter verrassend veel weg van een 1978-implementatie van Siri.

Creative Technology’s Sound Blaster (1989)

Toen de IBM PC in 1981 op de markt kwam had deze hele beperkte geluidsmogelijkheden. Een ingebouwde luidspreker produceerde een luide ‘piep’ bij het opstarten en softwaretoepassingen maakten hier gebruik van om de gebruiker alert te maken op bijzondere situaties. De enkele ‘piep’ was echter niet opgewassen tegen de geluidsmogelijkheden van de meer geavanceerde home computers zoals de Commodore Amiga of de spelcomputers die in die tijd populair waren. Verschillende fabrikanten sprongen in dit vacuum met interne en externe geluidsoplossingen die op verschillende technieken waren gebaseerd, van externe digitaal-analoogomzetters die via de parallelle poort werkten, tot uitbreidingskaarten met speciale FM-synthesischips zoals de AdLib. Geen van de oplossingen had een groot marktaandeel of grootschalige softwareondersteuning. Deze situatie veranderde echter voor het grote publiek definitief met de Sound Blaster uitbreidingskaart voor de IBM PC, waar Microsoft de ‘Multimedia PC’ standaard op zou baseren die vanaf dat moment als standaard zou gaan gelden.

De Sound Blaster 1.0 had een 11-stemmige FM-synthesizer die gebruik maakte van de Yamaha YM3812-chip, ook bekend als OPL2. Creative gebruikte het acroniem “DSP” om het digitale audiogedeelte van de Sound Blaster aan te duiden, dat bestond uit een eenvoudige microcontroller uit de Intel MCS-51-familie.

PTT Radiocontroledienst’s MARC (1980)

Mensen hebben al sinds mensenheugenis de behoefte gehad om met elkaar over afstanden te communiceren: rooksignalen, semafoorvlaggen, briefpost, telegram, telefoon en tegenwoordig, via de smartphone, mobiel internet. Honderden manieren om berichten tussen individuen en groepen uit te wisselen zijn de revue gepasseerd en in de jaren ’70 van de vorige eeuw speelde radiocommunicatie hierin een grote rol. De meest populaire technieken waren gebaseerd op spraakoverdracht via ‘de ether’ en de 11-meterband (zo’n 27 MHz) was ruim vertegenwoordigd.

Van een afstandje is radiocommunicatie via de ether een eenvoudig en effectief mechanisme waaraan de deelnemers al met beperkte middelen kunnen deelnemen: een zendontvanger met ingebouwde luidspreker en microfoon, gekoppeld met een eenvoudige antenne is voldoende om in contact te treden met de mensen met soortgelijke apparatuur uit de directe omgeving. De afstand die overbrugd kan worden is in beginsel beperkt: van enkele honderden meters tot enkele kilometers is een haalbaar bereik, maar alle grotere afstanden vereisen speciale voorzieningen.

Mobiele telefonie kwam pas in de jaren ’90 op gang en mobiel internet was voor velen niet eerder dan rond 2010 beschikbaar. Telefonie was populair maar kostbaar en niet voor mobiele toepassingen, in het veld of in de auto, geschikt. Radiofonie was daarom de voor de hand liggende en meest populaire manier om met het thuisfront, of tussen huizen onderling, te communiceren. De hiervoor gebruikte apparatuur was meestal bedoeld voor de 11-meterband, ook wel ‘27MC’ genoemd. Hoewel radiocommunicatie in de beginjaren vooral door overheidsregulatie aan banden was gelegd was het gebruik van de 27MC frequentieband uiteindelijk vrij voor een ieder die hiervan gebruik wilde maken, hoewel er eisen aan de apparatuur werden gesteld om storingen te voorkomen. De bandbreedte was maximaal 10 kHz en de 11-meterband is dan ook opgedeeld in frequentiebereiken met deze onderlinge afstand. Deze bereiken worden ‘kanalen’ genoemd, zo ligt de afstemfrequentie van kanaal 1 op 26,965 MHz en kanaal 14 op 27,125 MHz. De 40 hiermee gevormde kanalen mogen op allerlei verschillende manieren worden gebruikt: FM, AM en SSB. De apparaten mogen maximaal 4 Watt zendvermogen bezitten.

De gebruikte apparatuur is in grote lijnen in drie groepen te verdelen: vaste basisstations, zendontvangers voor voertuigen en volledig mobiele apparatuur. De zendontvangers voor voertuigen maken gebruik van de 12 of 24 volt beschikbaar in voertuigen en de mobiele apparaten hadden vaak 8 penlight batterijen. Alle apparaten hebben hetzelfde maximale zendvermogen maar de gebruikte antenne’s zijn voor de drie groepen verschillend zodat de behaalde afstanden uiteen lopen.

De wetgeving rondom het gebruik van de 11-meterband is in Nederland aan verschuiving onderhavig geweest. De 27MC was in de jaren ’60 in eerste instantie een Amerikaans gebruik die vooral bij vrachtwagenchauffeurs in zwang was. Gepopulariseerd via muziek en speelfilms als Convoy werd ook in Nederland een lobby opgezet voor het legaliseren van de FM-gemoduleerde 27MC ‘bakkies’. In 1980 werd 0,5 Watt over 22 kanalen toegestaan onder het label ‘MARC’: Machtigingsregeling Algemene Radiocommunicatie. Voor 35 gulden per jaar kon iedere Nederlander zich ‘inkopen’ in de radiocommunicatie over 27MC. Het tokkelen (een verbastering van het Engelse ‘talking’) werd een immens populaire hobby wat ervoor zorgde dat het aantal kanalen in 1982 tot 40 werd uitgebreid en het toegestane vermogen tot 4 Watt.

Door de opkomst van GSM viel de de noodzaak van mobiele radiocommunicatie weg en sinds de opkomst van internet verviel ook de hobbywaarde van radiocommunicatie. Voor de specifieke gevallen dat radiocommunicatie een betere oplossing is dan GSM of internet is er een opvolger voor 27MC, genaamd PMR466 ontwikkeld dat speciaal voor kleine, handzame mobiele apparaten is ontwikkeld met een reikwijdte van tussen de enkele honderden meters tot enkele kilometers. De standaard is wereldwijd uitgerold en de apparatuur kan licentievrij worden gebruikt.

Julien van Remoortere’s Science Fiction Jeugdomnibus met 3 Jan Monter verhalen (1972)

Jan Monter is een hoofdfiguur uit de verbeelding van Piet Mortelman, een pseudoniem van Julien van Remoortere. Jan beleeft in de toekomst avonturen die al snel zijn woonplaats, en planeet, voorbij streven. Het eerste Jan Monter verhaal, Jan Monter en de asteroïde, zag in 1960 het licht en was voor die tijd vooruitstrevend en rasechte ‘science fiction’. In de jaren daarna schreef ‘Piet’ nog verschillende Jan Monter boeken, waarbij de Jeugdomnibus uit 1972 een drietal populaire verhalen inéén bundelde.

In het eerste verhaal van de omnibus, Jan Monter en het asteroïde-mysterie, maken we kennis met Jan Monter, een tiener wiens familie verbonden is aan het leger, de wetenschap en ruimtevaart, allemaal vanuit een Nederland in de nabije toekomst. Het is grappig om vanuit het heden terug te kijken op een verhaal dat in 1960 met een blik in de toekomst is geschreven: familie, huis en haard zijn herkenbaar jaren ’60, maar de toekomstelementen zijn kwistig gestrooid met aannames (‘raketbrommer’) die in die tijd aannemelijk voor de toekomst klonken. De omnibus bevat verder de verhalen Jan Monter en de Jupiterianen en Jan Monter detective.

Felix Thijssen’s Pion (1979)

Felix Thijssen is een bekende Nederlandse schrijver van een keur aan thrillers, waaronder de Charlie Mann serie met werken als Wildschut en Koud spoor. Bij mij is Felix Thijssen echter veel bekender als science fiction schrijver van De spelers van Magelhaen en Pion. Ik kan het aantal keren dat ik Arne Sterzon via Siro’s eiland naar de ruimte ben gevolgd niet eens tellen, laat staan het aantal keren dat ik met de Wageningse biowetenschap heb meegeleefd in wat de laatste uren van de mensheid hadden kunnen zijn. Boeken met deze mate van ambitie en allure worden niet vaak in het Nederlands geschreven.

In Pion volgen we verschillende hoofdpersonen in hun dagelijkse activiteiten terwijl ze geconfronteerd worden met een plotselinge, drastische afname van de zuurstofvoorraad op aarde. Terwijl de nood wereldwijd epische proporties aanneemt verhuizen enkele van de hoofdpersonen een grote kas in waar nog zuurstof is en de planten goed gedijen, in tegenstelling tot bomen en planten buiten de kas. Terwijl internationale wetenschappers verwoed bezig zijn met het oplossen van het zuurstoftekort zijn er diverse post-apocalyptische confrontaties die je de pagina’s van het boek in een hoog tempo laten omslaan. Hoewel de ontknoping zich ruim van de voren doet aankondigen is de verhaling hiervan feilloos uitgevoerd en laat je (iedere keer weer) verbluft.

Hoewel het geheel van het boek een onwaarschijnlijke situatie en uitkomst tekent is het verhaal krachtig opgebouwd met herkenbare en geloofwaardige personages, gebeurtenissen en interessante plotten en wendingen. Ook na ruim 40 jaar heeft het boek nog niets aan leesbaarheid ingeboet.

Externe links