The Human League’s Dare (1981)

The Human League is voortgekomen uit de in 1977 opgerichte band The Future. Alleen zanger/liedjesschrijver Philip Oakley maakte deel uit van de originele bezetting, die na ruzie uit elkaar viel en ondermeer opging in de band Heaven 17. The Human League zat op hetzelfde label als Joy Division en Gang Of Four en gebruikten synthesizers voor een kil en indusytrieel gevoel. In 1980 haalde Oakley de tieners Susan Ann Sulley en Joanne Catherall bij de groep als achtergrondzangeressen. De band bestond uiteindelijk uit Philip Oakly zelf, Adrian Wright, keyboard speler Ian Burden, gitarist Jo Callis, zangeressen Joanne Catherall and Susan Ann Sulley en producent Martin Rushent toen The Human League met Don’t You Want Me een wereldhit scoorden. Het hitnummer Don’t You Want Me was meer middle-of-the-road, vrolijker bijna, maar het album Dare staat bol van de succesnummers. In historische termen is Dare één van de meest invloedrijke synthesizer pop albums aller tijden.

Ik werd geïntroduceerd in de voor mij toen nog onwerkelijk moderne geluiden van Dare tijdens een LP-luistersessie bij de plaatselijke muziekwinkel. Met een koptelefoon op vroeg je aan de verkoper wat er zoal nieuw op gebied van muziek was binnengekomen en een zwarte schijf werd uit een albumhoes gevist en op de 33 toeren platenspeler voor je afgespeeld. Ik wist niet wat ik hoorde en had flink wat tijd nodig om aan het geluid, de muziek, ieder nummer eigenlijk te wennen. Toch ging ik met de witte albumhoes naar huis en heb vele uren, dagen en uiteindelijk jaren met het album doorgebracht. Voor mij staat Dare met stip in de top 10 van beste albums binnen de ‘hard core synthesizer pop’, samen met From A to B, Upstairs at Eric’s, The Man Machine en Architecture & Morality.

Dat Dare op een eenzaam voetstuk staat wordt wat mij betreft bevestigd door het feit dat The Human League het succes van dit album hierna (of hiervoor) niet nogmaals heeft weten te evenaren.

Externe link

RepRap project (2005)

Hoewel het 3D printen in laagjes gesmolten plastic toen al een kleine 20 jaar bestond, kwam het fenomeen pas echt in de handen van hobbyisten met de introductie van het RepRap project in 2005. RepRap is een opensourceproject met als doel een goede en goedkope rapid prototyping-machine te maken. Deze 3D-printer moest in staat zijn om zo veel mogelijk onderdelen van zichzelf te kunnen nabouwen. De plastic onderdelen waar de printer grotendeels uit bestaat, worden dan ook door de RepRapprinters gemaakt.

De eerste generatie was genaamd “Darwin” en de tweede werd in oktober 2009 vrijgegeven onder de naam “Mendel”. Bekend is ook de door Prusa uitgebrachte Prusa Mendel. In 1981 publiceerde Hideo Kodama van het Nagoya Municipal Industrial Research Institute een verhandeling over een functioneel creatiesysteem dat gebruik maakt van polymeren (plastics), waarin een geprint model opgebouwd was in laagjes die elk overeenkwamen met een doorsnede van het model. Er zijn inmiddels verschillende plastics in gebruik. Nieuw in gebruik zijn biologisch afbreekbare plastics. Naast plastics zijn er experimenteel andere materialen zoals chocola en keramiek in gebruik. Er worden tevens RepRappers getest die tin printen, om zo printplaten te kunnen maken.

Het RepRap project stond aan de wieg van de meeste, zo niet alle ontwikkelingen die de huidige 3D printers mogelijk maken: microcontrollers en software, slicers, opbouw van de printers, verwarmde bouwplateau’s, en ook de eerste voor thuisgebruik bedoelde commercieel verkrijgbare 3D printer, de Nederlandse Ultimaker.

De software van RepRap printers bestaat over het algemeen uit twee delen: een lokale besturingscomputer, meestal op Arduino gebaseerd, die sensoren uitleest en de stappenmotoren en verwarmingen schakelt, en host software die de berekeningen voor het slicen (in laagjes snijden van een 3D model) uitvoert, en de verplaatsingen aan de lokale besturingscomputer doorgeeft.

Externe links

 

Motorola’s 68HC11 (1985)

De Motorola 68HC11 is een 8-bit microcontroller die in 1985 op de markt kwam. De 68HC11 is afgeleid van de Motorola 6800 microprocessor en wordt breed toegepast in de automobielindustrie, barcode lezers, mobiele robots en een groot scala van andere microcontroller-toepassingen.

De 68HC11 microcontroller was een tijdje het lievelingetje van Elektor, het internationale elektronicatijdschrift.

De 68HC11 staat centraal in het Rug Warrior project van Jones en Flynn.

Aldus PageMaker (1985)

PageMaker was het eerste desktoppublishing-programma, geïntroduceerd in 1985 door Aldus Corporation, eerst voor de Apple Macintosh en later ook voor PC’s die waren uitgerust met Microsoft Windows. Desktoppublishing betekende het vormgeven, ‘opmaken’ van pagina’s met tekst en afbeeldingen op een nauwkeurige wijze, met de beschikking over een groot scala aan professionele lettertypes, waarbij wat op het scherm getoond werd ook zo kon worden afgedrukt. Dit systeem noemde men in het algemeen ‘what-you-see-is-what-you-get’ ofwel wysiwyg. Desktoppublishing is vooral op de Macintosh opgekomen, omdat voor deze computer al vrij snel een hoge kwaliteit zwart-wit laserprinter beschikbaar kwam. De combinatie Apple Macintosh, Aldus Pagemaker en de Apple LaserWriter legde de mogelijkheid voor het publiceren van hoge kwaliteit drukwerk direct bij de eindgebruiker, iets wat voorheen voorbehouden was aan drukkerijen.

Aldus Corporation (genoemd naar de 15e-eeuwse Venetiaanse drukker Aldus Manutius) was een Amerikaans softwarebedrijf. De stichter en voorzitter van Aldus was Paul Brainerd, die het idee van een pagina-opmaakprogramma al lang voor 1984 gehad moet hebben, omdat PageMaker vlak na de introductie van de Apple Macintosh werd gepubliceerd.

Door het succes van desktoppublishing kwamen naast Aldus Pagemaker ook vele andere pakketten op de markt, waaronder QuarkXPress als bekendste. Deze programma’s gebruikten elk een geheel andere benadering voor het maken van een printklaar ontwerp.

Apple Macintosh (1984)

De eerste Apple Macintosh, Macintosh 128K, uit 1984 werd geleverd met een grafische gebruikersinterface (Mac OS), een muis en een toetsenbord zonder numeriek deel. De hoge kwaliteit zwart-wit monitor en de overige computeronderdelen waren in één zorgvuldig ontworpen behuizing ondergebracht, hetgeen de Macintosh zijn karakterestieke uiterlijk gaf. De eerste Macintosh werkte met een processor uit de 68000-serie van Motorola, en het besturingssysteem – System genaamd – werd zo veel mogelijk in RAM geladen. Aanpassingen aan het systeem konden worden uitgevoerd door regelpanelen aan te roepen waarop bepaalde functies konden worden ingesteld, de Control panels.

De Macintosh werd op 22 januari 1984 ingeluid met een één minuut durende reclamespot tijdens de Amerikaanse Superbowl. Ongeveer de helft van de bevolking van de Verenigde Staten keek hiernaar. Twee dagen later werd de computer officieel geïntroduceerd door Apple-oprichter Steve Jobs. De prijs van de eerste Mac lag tussen de 1995 en 2495 dollar.

Games Workshop’s Talisman: The Magical Quest Game (1983)

Talisman is een fantasy bordspel dat nog best wel iets wegheeft van het Mens Erger Je Niet spel van weleer, met een paar grote verschillen: de regels van het spel zijn niet voor alle spelfiguren gelijk en naarmate de speler richting het midden van het bord vordert, wordt het moeilijker om het spel uit te spelen. Het spel werd ontwikkeld door Robert Harris en uitgebracht door Games Workshop, in latere jaren door Fantasy Flight Games onder licentie van Games Workshop.

DEC’s PDP-8 (1965)

De PDP-8 was een 12-bit minicomputer geproduceerd door DEC (Digital Equipment Corporation) in 1965. Het was een directe afstammeling van de LINC, met een kleinere instructieset. Het eerste model kostte rond de $18.500 en had de grootte van een kleine koelkast. De PDP-8 combineerde een lage kostprijs met een hoge kwaliteit en zorgde daarmee dan computercapaciteit in handen kon komen van groepen mensen die daarvoor nog geen beschikking hadden over computers, zoals onderwijsinstellingen. De PDP-8 had initieel geen besturingssysteem, slechts een frontpaneel met een rij schakelaars. Aan het eind van het PDP-8 tijdperk was er een OS/8 besturingssysteem en een hele suite aan toepassingsprogramma’s. Er zijn ongeveer 50.000 PDP-8’s verkocht.

Externe link

Smart City Coupe (1998)

De eerste Smart City Coupe werd in oktober 1998 op de markt gebracht. De City Coupe was 2,5 meter lang en had een bijzonder ei-vormig chassis dat voor een ongekend sterke veiligheidskooi zorgde. De achterin gemonteerde drie-cylinder benzinemotor was beschikbaar met, afhankelijk van de versie, 45 (Pure) tot 54 pk (Pulse). De Smart had geen stuurbekrachtiging, maar door de dunnere voorbanden en het gewicht van de motor achterin leverde dat in de praktijk geen problemen op. Alle versies hebben een halfautomatische transmissie, die zowel op commando als automatisch kan schakelen. In de beginjaren was de Smart een echt hebbeding. In de stad, maar ook daarbuiten vielen ze ook flink op in het verkeer. Veel Smarts werden dan ook voorzien van bedrijfsreclame.

De Smart had niet het rijcomfort van een grotere auto: de korte wielbasis zorgde ervoor dat de auto door ieder klein hobbeltje op de weg ging stuiteren. De rijervaring was vergelijkbaar met een grotere auto, zolang je niet achterom keek: dan zat je neus bijna tegen de achterruit aan. De achtergelegen motor leverde in de praktijk geen problemen op: een stevige deksel zorgde voor voldoende geluidwering. Door de acherwielaandrijving was het wel eenvoudig mogelijk om cirkels te draaien rond de voorwielen te maken, vooral als de weg wat gladder was. Gevaarlijk was het rijden met een Smart niet: de lange lijst (vaak elektronische) veiligheidsvoorzieningen zoals ABS en ESP maakten de Smart één van de veiligste auto’s op de weg.

Externe link

Leo Fender’s Telecaster (1950)

De Fender Telecaster is een elektrische gitaar, ontworpen door Leo Fender in 1949 en voor het eerst op de markt gebracht in 1950. Deze gitaar heeft een enkele cut-away onderaan in de body. Kenmerkend voor de Telecaster zijn de twee regelknoppen, één voor geluidssterkte aan de zijde van de hals, en één voor hoge-tonenregeling. Ook de stemknoppen aan één kant van de hals zijn kenmerkend. Met het op de markt brengen van de Telecaster begon Leo Fender de opmars van de elektrische gitaren met massieve klankkast in de populaire muziek en daarmee is deze gitaar een belangrijke factor in de huidige pop- en rockcultuur geworden.

De Telecaster is een gitaar die vooral gebruikt wordt voor lichtere genres, zoals blues en country, maar ook voor rock- en popmuziek is deze gitaar geliefd vanwege de heldere, sprankelende geluiden. Jazzgitaristen zoals Joe Pass, Ed Bickert en Bill Frisell waarderen het instrument om de warme, heldere tonen en de goede bespeelbaarheid.

Externe link

MIT’s Lincoln Laboratory’s LINC (1962)

De LINC (Laboratory INstrument Computer) is een 12-bit computer die gezien wordt als de eerste minicomputer en voorloper van de personal computer. De LINC werd ontworpen door Wesley A. Clark en Charles Molnar. De LINC werd gebouwd door Digital Equipment Corporation (DEC) en Spear Inc. De LINC kostte $40.000 en bestond meestal uit een afgesloten 1,8 meter x 50 cm rek, vier behuizingen met tape drives, een klein display, een bedieningspaneel en een toetsenbord.

Er werden in totaal 50 LINC’s gemaakt, waarvan 21 door DEC werden verkocht. Een assembler/editor om programma’s mee te schrijven werd ontwikkeld door Mary Allen Wilkes.

Epson Geneva PX8 (1984)

Een minicomputer in een handzaam formaat was mijn eerste gedachte bij het zien van de Epson Geneva PX-8, een Zilog Z80 gebaseerde CP/M laptop met een ingebouwde servogestuurde micro-cassetterecorder, ROM-packs voor WordStar en BASIC en een hardkunststoffen hoes. De PX-8 draaide het CP/M-80 besturingssysteem, wat in 1984 het gevoel gaf wat Linux nu doet: magisch, krachtig, professioneel. De PX-8 had geen ingebouwde harde schijf, maar je kon het werkgeheugen opsplitsen in werkgeheugen en opslaggeheugen. Vanuit het besturingssysteem kon je bestanden kopiëren van en naar de micro-cassettes. Ook konden bestanden vanuit WordStar en BASIC direct op het cassettegeheugen worden geschreven. Zelfs indexed sequential access werkte vanuit BASIC.

De PX-8 had een LCD met 8 regels bij 80 tekens. De hoek van het scherm kon worden veranderd en de PX-8 had uitklapbare kunststof pootjes en het toetsenbord was gemonteerd op een metalen bodemplaat, zodat het wegtikken van grote hoeveelheden tekst op de PX-8 een plezierige klus was.

Externe links

Atari 2600 (1977)

In oktober 1977 bracht Atari het systeem Atari VCS (Video Computer System) op de Amerikaanse markt met negen spellen. Dit systeem werd in 1982 omgedoopt tot Atari 2600. De Atari 2600 had een op de MOS Technology 6502 gebaseerde microprocessor aan boord en had 8KB aan intern RAM geheugen. De Atari 2600 maakte gebruik van ROM cartridges met een maximum geheugengrootte van 4KB, wat bij de introductie niet als beperking werd ervaren. De 2600 was onverstelbaar populair en werd van 1977 tot ruim na 1982 meer dan 30 miljoen keer verkocht. Er werden zo’n 600 spellen voor de 2600 uitgebracht.

Atari’s ST (1985)

De Atari ST was een belangrijke homecomputer, gebaseerd op de Motorola 68000 microprocessor, met minimaal 512 kilobyte RAM-geheugen en een 3½-inch-diskettestation als opslagmedium. De ST leek op de latere Commodore Amiga 500, die ook gebaseerd was op de Motorola 68000. De ST was de eerste home-computer met een kleuren grafische gebruikersinterface. Er zijn veel overeenkomsten tussen de Atari ST-lijn en de Commodore Amiga-lijn. Dit heeft alles te maken met de complexe wisselwerking tussen Atari en Commodore in de periode waarin zowel Atari als Commodore op zoek waren naar de opvolgers voor hun respectievelijke home computers, en het leentjebuur die beide bedrijven met mensen en ideeën speelden.

Tijdens een stage-opdracht ergens begin jaren ’90 heb ik mee mogen werken aan de totstandkoming van de Relaxometer – een meetinstrument ter ondersteuning van de werkzaamheden van de anesthesist op een operatiekamer. De besturing van dit apparaat werd gedaan met een Atari 1040ST, met software die ik in de programmeertaal C schreef.

Externe links

iRobot’s Roomba Discovery (2003)

De Roomba Discovery is de tweede generatie stofzuigerrobots van iRobot, een bedrijf in 1990 opgericht door onder andere Rodney Brooks die in 1986 de subsumption architectuur voor mobiele robots had bedacht. De eerste generatie Roomba’s kwam in 2002 uit, toen nog alleen in Amerika. De eerste generatie had nog wat praktische problemen, die in de tweede generatie waren opgelost.

Roomba is een serie autonome stofzuigrobots, die allemaal dezelfde vorm hebben: een schijfvorm van 34 centimeter diameter, twee aandrijfwielen op de middenas en een steunpunt in de vorm van een klein wieltje in het midden aan de voorkant. Alle Rooma’s hebben aan de voorzijde verschillende sensoren om botsingen met meubelstukken te ontwijken. Ook zitten er sensoren aan de onderzijde, om te voorkomen dat Roomba van een trap afvalt. Slimme, op Brooks’ subsumption architectuur gebaseerde software zorgt ervoor dat Roomba eigenlijk nooit verstrikt raakt tussen meubelstukken en zijn primaire taak, stofzuigen, altijd goed uitvoert.

De eerste twee generaties Roomba hadden nogal wat problemen die de levensduur verkortte: elektronische onderdelen die oververhitten, moeilijk vervangbare motoren, onbetrouwbare verbindingen. Vanaf de serie 500 is het gehele binnenwerk, waar alle opvolgende Roomba’s op zijn gebaseerd, herontworpen en zijn Roomba’s betrouwbare en degelijke stofzuigrobots.

Externe links