Philips’ BC108 (1966)

De BC108 (en BC107 en BC109) zijn de eerste generatie generiek toepasbare NPN transistoren, ontwikkeld door Philips en Mullard en in 1966 voor het eerst op de markt gebracht. Transistoren zijn toepasbaar als traploos-variabele stroom- en spanningsversterkers, of als electronische schakelaars. In eerste instantie werden de transistoren in een TO18 behuizing geproduceerd, maar later werd door de opkomst van epoxy en andere kunststoffen ook de nu veel bekendere TO92 behuizing toegepast. De BC548 is een moderne variant van de BC108. De BC108 kan maximaal 100mA verwerken bij spanningen tot 80 volt. De maximale dissipatie was (en is, met de moderne varianten) 300mW.

Bell Labs’ Germanium transistor (1947)

De germaniumtransistor werd in 1947 uitgevonden door Bell Labs’ John Bardeen, Walter Brattain en William Shockley. De eerste op silicium gebaseerde transistor werd geproduceerd door Texas Instruments in 1954. Dit was het werk van Gordon Teal, een expert in het produceren van zeer zuivere kristallen, die daarvoor bij Bell Labs werkzaam was. Hoewel men vaak als meervoud ’transistoren’ gebruikt, is het Nederlandse meervoud officieel ’transistors’. In het jargon van elektronici spreekt men overigens van ’tor’ en ’torren’. Veelgebruikte type transistors zijn de BC547 (NPN) en BC557 (PNP) die binnen grote marges voor veel doeleinden inzetbaar zijn.

Philips’ cassettebandje (1963)

Een muziekcassette, cassettebandje, compactcassette of simpelweg bandje is een magneetband die wordt gebruikt als geluidsdrager, in een speciaal daarvoor gemaakte vaste doos (cassette). Het cassettebandje is uitgevonden door Philips, als doorontwikkeling op de bestaande magneetband-systemen. Hoewel er andere magnetische tape-systemen waren, werd de compactcassette dominant doordat Philips geen royalty’s vroeg voor gebruik van het patent. Philips stelde wel enkele kwaliteitseisen.

De oudste cassettes hadden slechts twee sporen, de A-kant en de B-kant, dus voor mono geluid, maar al vrij gauw verschenen er stereorecorders met vier sporen. In de meeste gevallen werd de compactcassette dan ook ingezet als 4-sporen-medium: links/rechts (stereo) A-kant en de B-kant waarop geluidssignalen langs magnetische weg analoog konden worden opgenomen. Bij de meeste spelers moest de cassette fysiek worden omgedraaid om de B-kant te beluisteren, maar in de loop der jaren werden zogenaamde autoreverse-decks op de markt gebracht die zonder omdraaien weergave (en soms ook opname) van beide kanten mogelijk maakten. De compactcassette leende zich uitstekend voor draagbare apparaten met batterij en zelfs voor in de auto. De vervolgstap in de ontwikkeling leidde tot de walkman, een nog meer persoonsgebonden vorm van cassettespeler aangezien deze standaard via de hoofdtelefoon beluisterd werd.

Om te voorkomen dat op een cassettebandje met opgenomen muziek per ongeluk een nieuwe opname gemaakt werd (waardoor dan de oude opname gewist zou worden), kon men op de rugzijde van het bandje een plastic palletje verwijderen waardoor een opening vrijkwam die opname (door een ingebouwde blokkade van het cassettedeck) voorkwam en daarmee het bandje tegen ongewenste opname beschermde.

Naast audio is het cassettebandje ook veelvuldig gebruikt als datadrager bij home computers: het eerste gebruik hiervan is in elk geval terug te herleiden tot de KIM-1 (1976):

The KIM-1 system is designed to work with an audio cassette tape recorder/player to provide you with a medium for permanent storage of your programs or data. The cassette with recorded data may be reread by the system as often as you wish.

Apple’s iPhone (2007)

Apple’s iPhone uit 2007 is de eerste echte smartphone die model heeft gestaan voor alle smartphones die erop volgden. Hoewel er vóór 2007 voldoende telefoons waren met een aanraakgevoelig beeldscherm en organisers die eenvoudig in een broekzak pasten, was de Apple iPhone het eerste apparaat met een volwaardig besturingssysteem (OS X met een Unix kern), een betrouwbaar (capacitief) aanraakscherm, en een speciaal voor vingerbediening ontwikkelde gebruikersinterface. De meegeleverde toepassingen waren dusdanig uitontwikkeld dat ze de gebruiker een gevoel van ‘zo moet het zijn’ gaven en vanaf dat moment wilde iedereen ‘een iPhone’.

Android bestond op dat moment op toestellen met knoppen en het zou bijna twee jaar duren voordat Samsung met een eerste iPhone-kloon, gebaseerd op Android, op de markt kwam. Na enkele jaren was er bijna niemand meer, die geen smartphone had die leek op een iPhone.

Atomic Energy Research Establishment’s Harwell CADET (1955)

De Harwell CADET is de eerste volledig uit transistoren opgebouwde computer in de wereld, ontwikkeld in februari 1955 door de Atomic Energy Research Establishment in Harwell, Engeland. De Harwell CADET wordt algemeen gezien als de eerste moderne computer, zoals deze door Alan Turing in 1936 was bedacht en waarvan de principes ook vandaag de dag nog worden gebruikt. Het belangrijkste concept hierbij is het opgeslagen programma, waarbij alle instructies die uitgevoerd moeten worden in een geheugen zijn opgeslagen. Een moderne computer beschikt over een beperkt aantal instructies en het programma bepaalt in welke volgorde en met welke getallen deze instructies moeten worden uitgevoerd. Het feit dat de Harwell CADET volledig uit transistoren was opgebouwd was belangrijk, gegeven het feit dat in 1959 de silicium chip uitgevonden zou worden, waardoor grote functionele delen van de computers geminiaturiseerd konden worden.

De Harwel CADET bestond uit 324 transistoren en maakte gebruik van een magnetiseerbare cylinder waarop het programma was opgeslagen. De machine gebruikte een klokfrequentie van 58 kHz, het maximum waarbinnen het geheel nog storingsvrij kon werken. Programma’s namen soms 80 uur in beslag om uitgevoerd te worden.

In april 1955 kondigde IBM de IBM 608 Transistor Calculator aan, de eerste commercieel verkrijgbare volledig getransistoriseerde computer. Ze stelden daarbij dat deze al in oktober 1954 gedemonstreerd was, vóór de Harwell CADET.

Apollo 11 (1969)

Apollo 11 was de missie van het Amerikaanse Apolloprogramma die voor het eerst mensen op de Maan zette. Het Apollo-programma omvatte 11 bemande vluchten, aangeduid als Apollo 7 tot en met Apollo 17. De bemanning van de Apollo 11 bestond uit de astronauten Neil Armstrong, Edwin “Buzz” Aldrin en Michael Collins. Op 16 juli 1969 werd de Saturnus V-raket met de maanlander Eagle en de commando- en servicemodule Columbia gelanceerd om 13:32 UTC van lanceerplatform 39A op het Kennedy Space Center in Florida, Amerika.

Op 20 juli, op ongeveer 100 km van het maanoppervlak, daalde Aldrin met Armstrong in de maanlander Eagle af naar het maanoppervlak, terwijl Collins achterbleef in het ruimtevaartuig Columbia. De druk in de Eagle werd gelijkgemaakt aan die op de Maan, het luik werd geopend en Armstrong stapte naar buiten. Aangekomen onderaan de ladder zette Armstrong zijn linkervoet op het maanoppervlak om 2:56 UTC op 21 juli 1969, om vervolgens te zeggen: “That’s one small step for a man, one giant leap for mankind”.

Na een verblijf van ruim 21 uur op de maan stegen zij weer op om zich te verenigen met Collins. Hiertoe moesten ze wel improviseren bij hun bewegingen; in de nauwe ruimte van de maanlander hadden ze de startknop eraf gestoten. Aldrin loste dit probleem op door een plastic pen in de opening te drukken en zo de motor te starten. Na de succesvolle lancering en koppeling konden zij met 21,5 kilo maanmateriaal terugkeren naar de Aarde waarna de Apollo 11 op 24 juli 1969 om 16:50 UTC veilig in de Grote Oceaan landde.

Intel’s 4004 (1971)

De Intel 4004 is de eerste processor die volledig op één chip is gebouwd. Intel lanceerde deze in 1971 en noemde het een microprocessor, om onderscheid te maken met eerdere processoren waarvan de onderdelen in verschillende chipbehuizingen (of systeemdelen) waren ondergebracht. Maar hoewel Intel de eerste was die een microprocessor op de markt bracht, ligt het patent bij Texas Instruments, die het ontwerp voor de TMS1000 eerder had gemaakt maar deze toen nog niet op de markt had gebracht.

De 4004 is een 4-bits-processor. Hij kan maar met 4 bits tegelijk bewerkingen doen. Bewerkingen met getallen van 16 (24) of groter moet hij in meerdere stappen doen. Het tientallig (BCD) rekenen verraadt waar hij oorspronkelijk voor ontwikkeld is: voor kantoorrekenmachine.

De 4004 heeft 2300 transistors. Zoveel waren er in die tijd nog nooit op één chip geplaatst. De 4004 heeft een instructieset van 46 instructies, 41 van 8 bits en 5 van 16 bits, en hij heeft een maximale kloksnelheid van 740 kHz.

Intel ontwikkelde in 1969 vier chips voor een rekenmachine van een Japanse klant; de chipfamilie bestond uit de 4004 microprocessor, passende ROM- en RAM-chips en een I/O chip. In 1971 werden de rechten van het ontwerp teruggekocht en bracht Intel de vier chips onder eigen naam op de markt, vergezeld van een postercampagne getiteld “Announcing a new era of integrated electronics”.

Solex (1946)

Solex is de naam van een Frans bedrijf dat vooral bekend is geworden door de rijwielen met hulpmotor, die het tussen 1946 en 1988 produceerde onder de naam Vélosolex (in Nederland afgekort tot Solex). Het bekendst werd de kleine bromfiets met een motorblokje dat via een wrijvingswiel het voorwiel aandrijft. De eerste Solex ontstond per toeval toen de Fransen Maurice Goudard en Marcel Mennesson in 1905 een fabriekje begonnen voor kleine motoronderdelen. In 1918 maakte men een fiets met een hulpmotor boven het achterwiel. Toen Marcel Menesson begreep dat er na de Tweede Wereldoorlog weinig vraag naar auto’s zou zijn ontwikkelde hij een nieuw hulpmotortje dat boven het voorwiel werd geplaatst. Hierna ontwikkelde Vélosolex een stevig frame met een comfortabel zadel en krachtige remmen en was ‘de Solex’ zoals we die nu kennen geboren. De introductie vond in 1946 plaats.

Altair 8800 (1975)

De MITS Altair 8800 is een microcomputer gebaseerd op de Intel 8080A processor. Het vormde de start van de ontwikkeling van de personal computer. De Altair 8800 werd in 1975 ontwikkeld door Ed Roberts en zijn bedrijf MITS en werd voor 397 Amerikaanse dollars als bouwpakket door het Amerikaanse blad Popular Electronics verkocht. De ontwerpers dachten een paar honderd stuks te verkopen aan hobbyisten, maar tot hun verrassing verkochten ze tien keer zoveel gedurende de eerste paar maanden. Vandaag de dag wordt de Altair algemeen erkend als het begin van de ontwikkeling van de personal computer in de daarop volgende jaren. De interne computerbus (de S-100 bus) werd de de-facto industriestandaard en de eerste programmeertaal voor dit apparaat (Altair BASIC) was het product waarmee Microsoft begonnen is.

Binnen zes maanden was er concurrentie in de vorm van de IMSAI 8080, die al een toetsenbord, beeldscherm en diskettestation bezat. In 1976 waren er al meerdere apparaten die verder waren dan de Altair 8800. Ed Roberts eiste van de nieuwe computerwinkels dat zij alleen maar zijn Altair zouden verkopen. Maar daardoor keerden de computerwinkels zich juist van de Altair af en verkochten de andere merken. Zodoende werd de Altair snel uit de markt gedrukt die het zelf had gecreëerd.

Sony’s Walkman WM-2 (1981)

Een walkman is een op batterijen werkend apparaat dat compact cassettes afspeelt via een hoofdtelefoon en dat meegenomen kan worden tijdens het wandelen of fietsen. Sony stond al voor de introductie van de WM-2 bekend als een Japans bedrijf dat miniatuur consumentenproducten van hoge kwaliteit wist te maken. De WM-2 die in 1981 werd geïntroduceerd is echter zonder twijfel een mijlpaal in hun geschiedenis.

Zelf heb ik een tijdje een WM-1 gehad, die na een tijdje langzamer ging lopen en waarvan het geluid links en rechts nooit echt feilloos was. Ook de WM-2 had last van datzelfde euvel. De introductie van de DD-reeks, die uiterlijk op de WM-2 leken, maakten een eind aan het probleem van wisselende snelheid.