Radio Shack’s TRS-80 Model 1 (1977)

TRS-80 is de benaming van verschillende series van computers uit de late jaren zeventig en vroege jaren tachtig van de toen pas gefuseerde bedrijven Tandy & Radio Shack. De eerste uit de serie was de TRS-80 (later Model 1 genoemd om onderscheid te maken met de andere computers in de TRS-80 serie) die was uitgerust met een Zilog Z80 microprocessor en op 3 augustus 1977 werd geïntroduceerd. In 1977 zagen drie ‘home computers’ het licht: de Radio Shack TRS-80, de Apple II en de Commodore PET. De TRS-80 was de enige computer op dat moment met een Z80 microprocessor, de Apple II en Commodore PET hadden elk de MOS Technology 6502 aan boord.

De Model 1 was een computer in de vorm van een dik toetsenbord dat werd aangesloten op een losse monochrome monitor. De computer beschikte over een BASIC-taal in 4kB ROM en was standaard uitgerust met 4 kB RAM. De TRS-80 Model 1 kon later ook uitgebreid worden met een zogenaamde Expansion Interface, waarmee beschikt kon worden over meer geheugen en een aansluiting voor een parallelle printer. Ook kon men hierdoor de computer verder uitbreiden met diskettestations en een seriele verbinding. Naast BASIC kon men ook programma’s ontwikkelen in zogenaamde assembler of machinetaal.

IBM’s Portable PC 5155 (1984)

De IBM 5155 ‘portable’ was de tweede PC gebaseerd op een Intel 8088 microprocessor die IBM uitbracht. Alles aan de machine was ontwikkeld om de techniek uit die tijd draagbaar te maken, met een stevige draagbalk, een koffervorm, uitklapbaar toetsenbord en ingebouwde monitor. De 5155 werd in eerste instantie uitgeleverd met twee 5,25″ diskettestations en 64KB werkgeheugen.

Ik kocht deze machine in het eerste jaar van mijn informaticastudie in 1989 uit de surplus van Telec Computers en heb het werkgeheugen (met 18 256kbit RAM-chips en een 74LS158 multiplexer) uitgebreid tot het maximum van 640KB. Een 20MB harde schijf volgde nog diezelfde week. Ik werkte in eerste instantie met Microsoft MS-DOS 3.02 en Turbo Pascal 3. Programmeeropdrachten in Pascal en 8088 assembler werkten uit de kunst op de computer, en verslagen in WordPerfect konden met het luidruchtige toetsenbord snel ingerammeld worden.

Externe link

Sinclair QL (1984)

De Sinclair QL personal computer van Sinclair Research uit Engeland werd in 1984 op de markt gebracht. Het was de poging van Sinclair om, voortbordurend op het succes van de ZX Spectrum, de zakelijke markt te bedienen. Het systeem was voor die tijd een revolutionair ontwerp omdat gebruik werd gemaakt van een Motorola 68000 microprocessor met een kloksnelheid van 7,5 MHz. Het was het eerste systeem dat met deze nieuwe processor op de markt kwam, al was het beperkt in de mogelijkheden doordat de 68008 versie met de 8-bits databus werd toegepast (eenzelfde truuk als de eerste IBM PC overigens met de 8088 processor uitvoerde). Naast de 68008 bestond de hardware van de QL (Quantum Leap) uit onder meer twee ULA’s (Uncommitted Logic Arrays) voor het aansturen van het beeldscherm en de overige I/O functies en een secundaire Intel 8049 processor voor het afhandelen van het toetsenbord, de seriële poorten en het geluid. Er waren twee uitbreidingsconnectors aanwezig voor het aansluiten van een externe ROM en overige randapparatuur zoals floppydisk-controllers en extra RAM-geheugen.

Het besturingssysteem van de QL was QDOS, een multitaskingbesturingssysteem dat door Sinclair research zelf was ontwikkeld. Na opstarten werd automatisch de Sinclair SuperBASIC interpreter gestart, die zowel als commando-schil voor het QDOS-systeem als programmeeromgeving fungeerde. Anders dan bij eerdere Sinclair-computers moesten SuperBASIC-opdrachten letter voor letter worden ingetypt, waarbij in bepaalde gevallen wel afkortingen mogelijk waren (bijvoorbeeld DEFine PROCedure kon worden ingetypt als ‘defproc’). SuperBASIC bood een gestructureerde programmeer-omgeving, vergelijkbaar met talen als Pascal en C, waardoor programma’s geschreven konden worden zonder het gebruik van GOTO en GOSUB-constructies.

De QL werd geleverd met 128 KB RAM geheugen, wat middels een uitbreidingsmodule kon worden vergroot. Officieel tot 640 KB, maar met bepaalde randapparatuur tot wel 896KB (de 68008 kan maximaal 1024 KB adresseren en in de QL was 128KB gereserveerd voor het ROM-geheugen en I/O adressen). Er zijn zelfs hardware-uitbreidingen geproduceerd die hun eigen (16-bit) 68000-processor, RAM en (floppydisk) I/O aan boord hebben, waardoor deze onderdelen in de QL feitelijk vervangen werden en daarmee de snelheid en betrouwbaarheid van de QL aanzienlijk vergroot.

Als monitor kon een televisie of een echt CRT beeldscherm worden gebruikt. De schermresolutie was 512 x 256 pixels bij 4 kleuren of 256 x 256 pixels bij 8 kleuren, waarbij ook vensters gedefinieerd konden worden zoals we die nu bij moderne grafische besturingssystemen kennen. Voor opslag was de computer voorzien van 2 ingebouwde Sinclair Microdrives, kleine cartridges met een eindloze smalle tape (van 5 meter lengte) die tot 100 KB aan gegevens kon bevatten. De computer werd geleverd met een geïntegreerd office pakket dat werd geleverd door Psion. Dit bestond uit een tekstverwerker (Quill), spreadsheet (Abacus), database (Archive) en grafische applicatie (Easel).

Speciaal het vermelden waard is het toetsenbord van de QL. Het waren licht plastic kapjes gemonteerd op hetzelfde concept als waar de ZX Spectrum bekend om was komen te staan: een rubber mat met noppen. De plastic kapjes op de wat wiebelige rubber matten maakten het gebruik van het toetsenbord deels beter, deels minder. De vorm van de kapjes was zorgvuldig ontworpen, met veel details en een moderne, tijdloze uitstraling. Moderne toetsenborden lenen nog vaak van dit ontwerp.

Sinclair’s ZX Spectrum (1982)

De ZX Spectrum is een homecomputer van Clive Sinclair. De computer is de opvolger van de ZX80 en ZX81. Alhoewel de naam eerst ZX82 zou gaan worden, werd voor ZX Spectrum gekozen, om duidelijk te maken dat het apparaat met kleuren kon werken. De computer moest op de televisie aangesloten worden. Opvallend zijn de kleine rubberen toetsen en de toetscombinaties om te kunnen programmeren. Er waren ongeveer duizend games in omloop voor de Spectrum.

Evenals zijn voorgangers maakte de ZX Spectrum gebruik van een Zilog Z80 microprocessor en een speciale, door Sinclair ontwikkelde chip om de overige functies uit te voeren. De ZX Spectrum was een populaire computer; de prijs was laag, er was veel software beschikbaar, het aantal uitbreidingen en accessoires was enorm en Sinclair bleef steeds opnieuw verrassen. Zo kwam er een Interface 1 beschikbaar met een seriële poort, een Interface 2 voor ROM cartridges, een met de Interface 1 te verbinden Microdrives, door Psion geschreven software, opvolgers in grotere behuizingen en de aankondiging van de Sinclair ‘Quantum Leap’.

Sinclair ZX81 (1981)

De ZX81 is een homecomputer die door Sinclair Research van Sir Clive Sinclair in maart 1981 op de markt werd gebracht. Het was de opvolger van de Sinclair ZX80. Hij werd geproduceerd door Timex. De ZX81 is grotendeels hetzelfde als zijn voorganger, maar er zijn toch een paar verschillen. Zo werd de ZX81 geleverd in een zwarte uitvoering terwijl de ZX80 wit was. Net als bij de ZX80 is een membraantoetsenbord gebruikt; het indrukken van een toets was dan ook niet duidelijk voelbaar.

Een groot voordeel van de ZX81 ten opzichte van de ZX80 is onder andere de uitbreiding met floating point-berekeningen en de mogelijkheid slow mode te gebruiken. Bij de ZX81 kon men nu tijdens de verwerking van een programma beeld blijven zien. Nadeel is wel dat daardoor de berekeningen tot vier maal langzamer konden plaatsvinden. De ZX81 heeft namelijk uit kostenbesparing geen afzonderlijke grafische chip. De Z80 processor moet daarom zelf de beeldschermuitvoer verzorgen en is hier tot wel 75% van de tijd mee bezig. De computer heeft naast een tekst mode ook een grafische mode waarmee men kon plotten met een resolutie van 64×44. Hobbyisten schreven later software waarmee de computer in staat bleek om ook graphics in een resolutie van 256×192 weer te geven.

Een zwak punt waren de externe RAM-uitbreidingsmodules waarmee het geheugen met 16 kilobytes (en later meer) kon worden uitgebreid. De modules waren zo wankel bevestigd dat vaak een reset van de computer volgde wanneer de geheugenmodule per ongeluk werd aangeraakt (‘RAM pack wobble’), of zelfs als de tafel waarop de computer stond trilde.

Sinclair ZX80 (1980)

De Sinclair ZX80 was een eenvoudige thuiscomputer die in 1980 door het bedrijf Sinclair Research van Clive Sinclair werd uitgebracht. Het was de eerste computer die voor minder dan 100 pond verkocht werd in Groot-Brittannië. De ZX80 kon enkel via de post besteld worden en was voor 80 pond ook als kit beschikbaar. De machine had een witte plastic kast en een klein blauw membraantoetsenbord. Ze moest op een televisietoestel worden aangesloten. Het display had 24 regels van 32 tekens. Voor het genereren van het beeld gebruikte de ZX80 een combinatie van hardware en software waardoor ze enkel een beeld kon genereren wanneer er geen programma werd uitgevoerd en niet op input van de gebruiker wachtte. Om programma’s te bewaren had de ZX80 een cassetterecorderingang en -uitgang.

De machine gebruikte als microprocessor een goedkopere Zilog Z80-kloon, de NEC 780C-1, en had 1 KB RAM-geheugen (optioneel uitbreidbaar tot 16 KB) en een Sinclair BASIC-editor/interpreter in een 4 KB ROM. Sinclair BASIC was een integer BASIC die enkel met gehele getallen werkte.

Commodore’s Amiga (1987)

De Amiga 500, ook bekend als de A500, was de eerste goedkope Commodore Amiga 16/32 bit multimedia thuiscomputer. De A500 werd aangekondigd in januari 1987 op hetzelfde moment als de professionele Amiga 2000 en werd als een directe concurrent van de Atari 520ST in de markt gezet.

De geestelijk vader van de Amiga was Jay Miner (1932-1994). Na het ontwerpen van de Atari 400 en 800 stelde hij zich tot doel om een grafisch georiënteerde 16-bits computer voor een betaalbare prijs op de markt te brengen. In eerste instantie kreeg hij met zijn team bij het bedrijf ‘Hi-Toro’ alleen opdrachtgevers voor een spelconsole, die toen populair waren. Miner breidde zijn ontwerp echter stilletjes zodanig uit (zijn belangrijkste bijdrage waren de custom chips Fat Agnus, Denise en Paula) dat er ook een toetsenbord en een compleet besturingssysteem aan kon worden toegevoegd om er een ‘echte’ computer van te maken. Toen de markt voor spelcomputers eind 1983 nagenoeg instortte, was het ombouwen tot een multimedia-computer dan ook relatief snel gebeurd.

Tandy’s TRS-80 Model 100 (1983)

De Tandy TRS-80 Model 100 was een draagbare computer die werd geïntroduceerd in 1983. Het is één van de eerste echt draagbare computers, met een degelijk toetsenbord en een vloeibaar-kristallenscherm, in een batterijgevoede behuizing ter grootte van een pak met A4’tjes. De computer werd gemaakt door Kyocera en oorspronkelijk in Japan verkocht als de Kyotronic 85. De rechten op het apparaat werden door Tandy gekocht en de TRS-80 Model 100 werd verkocht via de eigen Radio Shack winkels. Het was een enorm succesvolle draagbare computer.

Altair 8800 (1975)

De MITS Altair 8800 is een microcomputer gebaseerd op de Intel 8080A processor. Het vormde de start van de ontwikkeling van de personal computer. De Altair 8800 werd in 1975 ontwikkeld door Ed Roberts en zijn bedrijf MITS en werd voor 397 Amerikaanse dollars als bouwpakket door het Amerikaanse blad Popular Electronics verkocht. De ontwerpers dachten een paar honderd stuks te verkopen aan hobbyisten, maar tot hun verrassing verkochten ze tien keer zoveel gedurende de eerste paar maanden. Vandaag de dag wordt de Altair algemeen erkend als het begin van de ontwikkeling van de personal computer in de daarop volgende jaren. De interne computerbus (de S-100 bus) werd de de-facto industriestandaard en de eerste programmeertaal voor dit apparaat (Altair BASIC) was het product waarmee Microsoft begonnen is.

Binnen zes maanden was er concurrentie in de vorm van de IMSAI 8080, die al een toetsenbord, beeldscherm en diskettestation bezat. In 1976 waren er al meerdere apparaten die verder waren dan de Altair 8800. Ed Roberts eiste van de nieuwe computerwinkels dat zij alleen maar zijn Altair zouden verkopen. Maar daardoor keerden de computerwinkels zich juist van de Altair af en verkochten de andere merken. Zodoende werd de Altair snel uit de markt gedrukt die het zelf had gecreëerd.